5. Waarom zit dat zo?

Waarom zit dat zo?

In de vorige opdracht kon je zien dat een dier verschillende manieren kan hebben om te zorgen dat hij overleeft. Sommige van die manieren hebben te maken met de bouw van het dier, andere manieren hebben te maken met het gedrag van het dier.
In deze opdracht moet je andersom redeneren: je gaat nadenken over waar een bepaalde bouw of een bepaald gedrag van het dier aan bijdraagt.

5.1 - Geef aan waarvoor de bouw en het gedrag van een dier dient

Neem het schema over en zet een kruisje waar het voor dient. Er is alvast een voorbeeld ingevuld.

Let op: soms dient iets als oplossing voor meerdere problemen. Je kunt dan achter één woord dus meer kruisjes zetten!

5.2 - Geef ook zelf een voorbeeld van iets dat dieren doen

Geef bij nummer 9 zelf een voorbeeld van iets wat dieren hebben of doen om een probleem op te lossen. Bedenk bijvoorbeeld iets wat een dier kan doen om niet opgegeten te worden. Of bedenk iets wat een dier kan doen om te zorgen dat hij een wijfje vindt.

5.3 - Verklaar wat goed past bij een dier dat onder de grond leeft

Evalueren - Bespreek je antwoord

Wissel uit met je studiemaatje: bekijk elkaars schema's en bespreek of alle onderdelen voldoende compleet zijn.