Je weet nu dat dieren passen bij hun omgeving. Nu draaien we het om: wat voor dier past er bij een bepaalde omgeving?
Let op:
De omgeving is een droge steppe, met weinig bomen en struiken. Het klimaat heeft strenge winters en hete zomers. Het voedsel bestaat uit de wortels van koolplanten. De vijanden zijn slangen die eieren en jongen opeten. Er zijn ook beren die volwassen dieren opeten.
Begin bij een van de 4 V's.
Tip: denk eerst na over wat het dier moet kunnen (bijvoorbeeld: het dier moet zich kunnen verstoppen). Denk dan pas na over de bouw en het gedrag (bijvoorbeeld: het dier heeft stevige poten waarmee het heel snel kan graven, of het dier heeft een schutkleur, of….).
Doe dit voor alle 4 V's.
Bekijk of alle gekozen oplossingen goed bij elkaar passen!
Maak op papier een tekening/tekeningen van jouw dier.
Tip: maak meerdere schetsen van je dier zodat je verschillende dingen kunt uitproberen. Maak dan pas een definitieve schets. Let op: je werkt er straks in opdracht 10 nog aan verder, dus wees niet te precies.
Wissel uit met je studiemaatje: bekijk elkaars schetsen en geef goede feedback.
Bekijk de informatie over feedback geven in de 'feedback' bij deze opdracht.