In deze opdracht heb je bedacht wat voor dier in een bepaalde omgeving zou passen, en daarvan een globale schets gemaakt. In opdracht 10 ga je die schets verder uit werken. Om dat straks goed te kunnen doen moet je goed gaan nadenken over verschillende mogelijkheden.
De beste manier om dat te doen is om feedback te krijgen op jouw schets.
Vraag om feedback
Laat je schets zien aan je studiemaatje. Leg uit hoe het door jou bedachte dier via bouw en/of gedrag omgaat met de problemen van de omgeving.
Vertel ook over de keuzes die je gemaakt hebt. Zijn er bijvoorbeeld oplossingen die ook nadelen met zich meebrengen? Wat heb je daarop bedacht?
Vraag aan je studiemaatje om kritische vragen te stellen. Kan het dier alle mogelijke problemen op lossen? Wat zijn nadelen waar jij nog niet aan gedacht had? Wat zijn voordelen waar jij nog niet aan gedacht had?
Geef zelf feedback
Draai het om: nu bekijk jij de schets van je studiemaatje. Wees kritisch, maar wel positief. Denk met elkaar mee: klopt de uitleg? Past het allemaal bij elkaar? Zijn alle mogelijke problemen opgelost? Wat zijn nadelen, wat zijn voordelen?
Blijf goed kijken
Praat met elkaar over de verschillende oplossingen die jullie gekozen hebben. Er zijn immers verschillende manieren om een probleem op te lossen. Je studiemaatje heeft misschien bedacht dat het dier kan graven, terwijl jij hebt bedacht dat het dier kan vliegen. Dat zijn in principe beide goede oplossingen. In deze opdracht gaat het namelijk niet om een goed of fout antwoord, maar om de uitleg waarom je voor het een of het ander kiest.
De volgende opdrachten (7 tot en met 9) helpen je om verder na te denken over verschillende mogelijke oplossingen.