Sinds minister Plasterk begin 2008 aankondigde dat leerlingen op school meer en beter les behoren te krijgen over internet en het verantwoord gebruik ervan, neemt de betekenis van het begrip ‘mediawijsheid’ toe.
Voor Openbare Bibliotheken en het onderwijs is een grote en belangrijke rol weggelegd om burgers (en dus ook kinderen) op een bewuste manier om te leren gaan met media.
Maar wat is ‘mediawijsheid’ nou eigenlijk? De definitie van de Raad voor Cultuur in hun advies (leestip: p.1-5 en 25-30) in 2005 luidde: ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’. Deze definitie legt de noodzaak en het doel van mediawijsheid niet in de omgang met de media zelf, maar in het kunnen participeren in het maatschappelijke proces. Opdat men in die wereld actief kan opereren. Mediawijsheid is een zaak voor iedereen. Overal waar media gemaakt of gebruikt wordt, zou aandacht moeten zijn. Daarnaast heeft mediawijsheid alles te maken met geletterd zijn.
‘De rol en functie van taal en communicatie veranderen de laatste decennia sterk onder invloed van televisie, internet en mobiele communicatie. Deze aard van veranderingen voor geletterdheid is vergelijkbaar met de uitvinding van de boekdrukkunst in de middeleeuwen.’ Prof. Dr J. van der Horst, taalhistoricus KU Leuven. Congres Onze Taal 2007.??
Mediawijsheid : typografische animatie door Michael Spaans
Docenten worden gestimuleerd om in hun lessen aandacht te besteden aan mediawijsheid. Uiteindelijk gaat het erom dat leerlingen kritischer kijken naar informatie die zij vinden op het internet, zien op televisie en horen op de radio. Dat zij vaardiger worden in het gebruik van internet en computers en beter leren zoeken naar informatie. Maar ook dat zij zich bewust zijn van de mogelijke gevaren die op de loer liggen op sociale netwerksites en wat er met je gegevens kan gebeuren die je invult op een formulier op het web. Het denken over de manieren waarop dat moet gaan gebeuren is nog volop in ontwikkeling. Veel organisaties zijn hiermee bezig.
Het Expertisecentrum Mediawijsheid dat door de minister is opgericht, bundelt initiatieven en organisaties die zich op dit terrein actief opstellen.
Extra
Mediawijsheid vraagt om begeleiding en het aanscherpen van normen en waarden. Kinderen moeten leren hun grenzen aan te geven, zijn virtuele vrienden echte vrienden? Welke filmpjes zijn geschikt om te plaatsen op Youtube? Hoe gedraag je je op internet? Internetten is vaak een individuele bezigheid, maar toch sociaal. Het grootste verschil met het schoolplein is dat kinderen alleen achter het beeldscherm zitten en soms niet weten wie er daadwerkelijk aan de andere kant zit.
Mediagebruik en internetten gebeurt op school, maar nog veel meer in de thuissituatie. Het is een gedeelde opvoeding tussen school en ouders.
Het rapport Bits & Bites van Walrave, ook opgenomen bij de achtergrondinformatie, omschrijft de specifieke problemen van cyberpesten. Cyberpesten gebeurt via mogelijkheden van internet, maar ook pesten via mobiele telefonie mag niet vergeten worden.
Cyberpesters kunnen niet altijd geïdentificeerd worden omwille van hun anonimiteit en / of identiteitsvervalsing. In Vlaanderen kent 48,5 van de online slachtoffers hun belagers niet. Ook buitenlands onderzoek bevestigt dit. Vroeger, en nu nog steeds, was de fysieke interactie tussen pester en gepeste een vereiste om te kunnen pesten. Deze ‘beperking’ is vandaag niet langer aan de orde.
Gepeste leerlingen vormen hierdoor 24/7, waar ze ook maar via computer of gsm bereikbaar zijn, een target voor cyberpesters. Een ander opvallend feit is dat het non-verbale aspect ontbreekt. Het bijgevolg is dat het voor het slachtoffer moeilijk uit te maken is of het om een misplaatste grap of echte pesterijen gaat. Verder durven kinderen, maar ook volwassenen, extremer te schrijven in e-mails en sms of via de chat.??