Steenkool kunnen we, chemisch gezien voor verbrandingsreacties, ruwweg opvatten als koolwaterstoffen. Het bezwaar is, dat het vast is en niet vloeibaar te maken door smelten. Daardoor is het lastig te verbranden. En het moet diep onder de grond worden gedolven: een vuil, onaangenaam en gevaarlijk karwei. Steenkool bevat ook wat zwavel- en stikstofverbindingen, naast een aantal andere verontreinigingen. Deze zijn van belang voor de milieu-aspecten van het gebruik van steenkool. Bij verbranding ontstaat bijvoorbeeld vrij veel zwaveldioxide (zie 'Aardgas' in deze paragraaf). Bovendien bevat steenkool altijd onbrandbare bestanddelen, voornamelijk klei en zand, die tijdens de vorming tussen de plantenresten zijn geraakt. Na verbranding blijven deze onbrandbare delen achter als as.
Vóór de ontdekking van het aardgas in Groningen stonden in veel plaatsen in Nederland gasfabrieken. Daar werd 'gas' gemaakt voor huishoudelijk gebruik (een mengsel van CO en H2). Grondstof voor deze productie was cokes. Door hoog verhitte cokes werd hete stoom geleid. De volgende chemische reactie vindt dan plaats:
C(s) + H2O(g) → CO(g) + H2(g)