Aardgas bestaat voornamelijk uit methaan, met een wisselend gehalte aan stikstof en – afhankelijk van de vindplaats – geringe hoeveelheden andere alkanen (ethaan, propaan, butaan en pentaan). Er bestaan ook bronnen waarvan het aardgas gasvormige zwavelverbindingen bevat. De consequentie is dat zwaveldioxide, een kleurloos gas met formule SO2, één van de verbrandingsproducten is. Zwaveldioxide is een belangrijke luchtvervuiler. Het lost op in water en deze oplossing is 'zuur'. Zwaveldioxide is geenszins reukloos. De geur is scherp en prikkelend.
Sommige mensen zijn er zelfs allergisch voor. De geur kunnen we ruiken bij het afsteken van een lucifer. Daarbij ontstaat ook een klein beetje SO2, doordat de kop zwavel bevat.
Een voorbeeld van een brandbare zwavelverbinding is het gas H2S, waterstofsulfide (ook wel eens met de ouderwetse naam 'zwavelwaterstof' aangeduid). Volledige verbranding van waterstofsulfide levert de reactieproducten H2O en SO2(g).
De Groningse 'gasbel'
Nederland bezit grote voorraden aardgas. De 'gasbel' in de bodem onder Slochteren, in de provincie Groningen, is een van de grootste ter wereld. Bij de ontdekking in 1960 was de voorraad 4000 miljard m3; eind 2005 was er 1500 miljard m3 voorradig. Aardgas is een belangrijke energiebron, zowel voor de huishoudens als voor de industrie: het wordt verbrand. Daarbij gaat het uiteraard om de warmte die vrijkomt bij deze reactie. De verbrandingswarmte van Gronings aardgas is 32 000 kJ m-3 en deze hangt samen met de samenstelling ervan: 81,8 % methaan, 14 % stikstof, 2,7 % ethaan en verder nog geringe hoeveelheden andere alkanen (propaan, butaan en pentaan). Het is een 'schoon' aardgas doordat er vrijwel geen zwavelverbindingen in voorkomen: bij optimale verbranding ontstaan uitsluitend CO2 en H2O.
Explosie en explosiegrenzen
Voor aardgas, maar ook voor flessengas (butagas of propagas), is het belangrijkste gevaar de kans op explosie. Een explosie is een plotselinge, uiterst snelle verbranding. Deze is mogelijk wanneer een brandbare stof en zuurstof goed gemengd zijn, zodat bij een ontsteking de reactie in de hele ruimte vrijwel tegelijk kan gebeuren. Alle reactiewarmte komt dan in een heel korte tijd vrij en de verbrandingsgassen zetten daardoor heel snel uit.
De verhouding gas/zuurstof hoeft niet gelijk te zijn aan de verhouding die de coëfficiënten van de reactievergelijking geven. Er zijn explosiegrenzen. Zo kan een aardgas-lucht mengsel exploderen als het percentage aardgas ligt tussen 5 en 15 %; onder 5 % is er te weinig gas, boven 15 % is er te weinig zuurstof.