Bij het bepalen van de mogelijke isomeren van bijvoorbeeld C7H16 begin je met alle C-atomen op een rij
te plaatsen:
Vervolgens teken je 6 C-atomen op een rij.
Een CH3-groep plaats je aan het tweede C-atoom: 2-methylhexaan.
Een CH3-groep plaats je aan het derde C-atoom: 3-methylhexaan.
Een CH3-groep plaats je aan het vierde C-atoom: 3-methylhexaan (van de andere tellen, geeft aan dat de CH3-groep aan het tweede C-atoom zit!).
Een CH3-groep plaats je aan het vijfde C-atoom: 2-methylhexaan (van de andere tellen, geeft aan dat de CH3-groep aan het tweede C-atoom zit).
Let op:
Als je de CH3-groep aan het eerste of laatste C-atoom plaatst, is de langste keten 7 C-atomen!
Daarna teken je 5 C-atomen op een rij.
- Twee CH3-groepen plaats je aan het tweede C-atoom: 2,2-dimethylpentaan.
Als je twee dezelfde groepen in een molecuul hebt, dan geef je dit aan met een voorvoegsel: di, tri tetra etc.
- Twee CH3-groepen plaats je aan het derde C-atoom: 3,3-dimethylpentaan.
- Een CH3-groep plaats je aan het tweede en de andere aan het derde C-atoom: 2,3-dimethylpentaan
- Een CH3-groep plaats je aan het tweede en de ander aan het vierde C-atoom: 2,4-dimethylpentaan
- Een CH3-CH2-groep (ethyl) plaats je aan het derde C-atoom: ethylpentaan
Aangezien de ethylgroep alleen aan het derde C-atoom geplaatst kan worden, kun je de 3- hier weglaten!
- Ook een propyl- of isopropyl- groep plaatsen aan een van de C-atomen, leidt tot een isomeer die je al hebt.
- Dat blijft nog de mogelijkheid over van 3 methylgroepen. Dit leidt tot een nieuwe isomeer.
Kleine oefening met de naamgeving van alkanen