Kortsluiting

?Wij spreken van kortsluiting, wanneer een of meer aders van de elektrische bedrading met elkaar in aanraking komen. De stroom loopt niet meer via de apparaten, maar kan ongehinderd van de fase naar de nul vloeien. De weerstand op de plaats van de kortsluiting is laag; de stroom is dus hoog.

Een rekenvoorbeeld: De spanning is 230 V. Er onstaat een kortsluiting met een weerstand van 1 Ohm. De stroom, die zou gaan lopen, bedraagt 230/1=230A(wet van Ohm). Het elektrische vermogen, dat hierdoor wordt ontwikkeld, bedraagt (P = U x I) 230 x 230 = 52900W. Dit is het vermogen van 26 elektrische kacheltjes van 2 kW. Conclusie: door kortsluiting ontstaat acuut brandgevaar.