Hét kenmerk voor een atoomsoort is het aantal protonen. Dit aantal heet het atoomnummer.
Elke atoomsoort heeft een eigen atoomnummer, een eigen aantal protonen in de kern. Voor H is het atoomnummer 1: een H atoom heeft in de kern dus 1 proton. Voor He is het atoomnummer 2: een He atoom heeft in de kern 2 protonen. Voor C is het atoomnummer 6: een C atoom heeft in de kern 6 protonen.
In tabel 40A van BINAS zijn de namen, symbolen en atoomnummers van alle atoomsoorten in alfabetische volgorde naar hun Nederlandse naam te vinden.
In BINAS tabel 99 staan de symbolen van de atoomsoorten in volgorde van opklimmend atoomnummer.
Een atoom is ongeladen. Dat kan alleen maar als er evenveel positieve als negatieve lading in zit. In een atoom bevinden zich dus evenveel protonen in de kern als elektronen in de elektronenwolk:
Atoomnummer = aantal protonen in de kern = aantal elektronen rond de kern.
Van links naar rechts:
waterstofatoom (at.nr. 1), koolstofatoom (at.nr. 6) en goudatoom (at.nr. 79) Bron: McMurry & Fay, Chemistry
Massagetal
Het kenmerk van materie is dat ze massa heeft, met als eenheid de kilogram, kg. Materie bestaat uit moleculen, dus ook moleculen hebben een massa.
En moleculen bestaan uit atomen, dus ook atomen hebben een massa. In een atoom is de massa van een elektron verwaarloosbaar in vergelijking met de massa van een proton of een neutron. De massa van een atoom wordt dus vrijwel geheel bepaald door de massa van de kern, dus door de som van het aantal protonen en neutronen in de atoomkern. Dit totale aantal heet het massagetal: