Een stof kan van fase veranderen door toevoer of afvoer van warmte. De fase hangt dan ook samen met de temperatuur. Bij lage temperatuur zijn vrijwel alle stoffen vast. Stijgt de temperatuur dan worden veel stoffen vloeibaar. Bij heel hoge temperatuur bestaan alleen maar gassen. Een tweede, minder invloedrijke, factor is de druk.
Faseveranderingen kunnen we samenvatten in een 'fasedriehoek':
Smelten en stollen
De overgang van de vaste fase in de vloeibare fase heet smelten. Het omgekeerde proces heet stollen. Alleen bij water noemen we dit ook wel 'bevriezen'.
Verdampen en condenseren
De overgang van de vloeibare in de gasvormige fase is ook welbekend: verdampen, bij bepaalde omstandigheden ook wel koken genoemd. Het omgekeerde proces heet condenseren. We laten dit proces zien aan de hand van een video en een illustratie:
Illustratie condensatie van waterdamp (foto hieronder met condensstrepen van vliegtuigen). Waterdamp (in dit geval ontstaan als één van de verbrandingsproducten van kerosine) koelt af tot fijn verdeelde waterdruppeltjes bij temperaturen onder nul op grote hoogte.
Sublimeren en rijpen
Minder bekend is dat ook een vaste stof kan verdampen (we zeggen ook wel vervluchtigen). De rechtstreekse overgang van de vaste fase naar de gasvormige fase heet sublimeren. Omgekeerd kan een damp condenseren tot de vaste fase. We spreken dan van rijpen. NB: de term sublimeren gebruikt men soms voor beide processen (dus ook voor rijpen)!
Van vaste stof naar gasvorming en weer terug naar vaste stof
Voorbeeld van rijpen:
Waarom zijn takjes van bomen bij vriesweer zo mooi wit?
Bron: schoolTV
Schematische weergave fase-overgangen
Als de molecuulformule van een stof bekend is kunnen we fase-overgangen schematisch weergegeven. Het smelten van ijs wordt dan: