Macroscopisch gezien

De drie fasen

Vloeibaar water kan bevriezen tot een vaste stof: ijs. Water kan ook verdampen tot een gasvormige (of dampvormige) stof: waterdamp, soms stoom geheten. In de natuur- en scheikunde zeggen we dat water in verschillende fasen of aggregatietoestanden kan voorkomen, d.w.z. verschijningsvormen waarbij - macroscopisch gezien - sprake is van een bepaalde chemische en fysische uniformiteit. De meeste stoffen kunnen voorkomen in drie fasen: de vaste, de vloeibare en de gasvormige fase.

Wanneer de fase van een stof van belang is, schrijven we deze met de (kleine) letters s, l, g tussen haakjes achter de molecuulformule:

De betekenis van deze notaties is:

 

Voorbeeld van zichtbare fasen van water: vast (ijsberg) en vloeibaar (wolken, nevel, zee) De dampfase is niet zichtbaar. 

 

Stofeigenschap

Afhankelijk van de temperatuur en de druk komt een stof in een bepaalde fase voor. De fase is dus als zodanig geen stofeigenschap.
 
In Nederland varieert de temperatuur tussen -10 en + 30 oC en de druk van de lucht is constant ongeveer 1 bar is (tussen 980 en 1050 mbar). Daardoor kennen wij H2O het best als H2O(l).
De H2O(g) in de lucht is voor ons onzichtbaar, en H2O(s) zien we alleen bij vorst en in het vriesvak van de koelkast.
 
De fase bij zogeheten standaardomstandigheden is wel een stofeigenschap.

In de natuurwetenschappen is een standaarddruk en een standaardtemperatuur afgesproken: 298 K (25 °C) en 105 Pa (1 bar). De standaarddruk geven we ook wel aan met p0.