Inleiding

Als we de exacte molariteit van natronloog willen bepalen, moeten we uitgaan van een zuur.

Oxaalzuur (H2C2O4.2H2O) hiervoor geschikt.  Oxaalzuur noemen we ook wel een oertiterstof.

De belangrijkste eisen aan een oertiterstof zijn dat ze in zuivere vorm (minimaal 99,9 %) te verkrijgen moet zijn, dat ze niet noemenswaardig reageert met componenten uit de omgeving (waterdamp, koolstofdioxide e.d.) en dat ze een grote molaire massa moet hebben.

Wat dat laatste betreft: hoe groter de molaire massa van een stof is, des te meer ervan moet worden afgewogen om met de afgewogen hoeveelheid van de titrant te reageren. Omdat de afweegfout telkens even groot is (ongeveer 0,1 mg) is de relatieve fout bij het afwegen dan klein.

Oxaalzuur kan als tweebasisch zuur met loog worden getitreerd op fenolftaleïen. Dit heeft echter het bezwaar, dat de oplossing vrij van koolzuur moet worden gehouden.

Oxaalzuur kan als twee basisch zuur ook worden getitreerd op methylrood. In dat geval wordt het oxalaat-ion neergeslagen als calciumoxalaat, door toevoeging van een calciumchloride-oplossing. Er ontstaat dan eigenlijk een oplossing van HCl. Deze oplossing kan getitreerd worden op methylrood. De kleur slaat om van rood naar geel. De calciumchloride-oplossing wordt tegen het einde van de titratie toegevoegd, omdat anders de uitkomst onjuist wordt door adsorptie van oxaalzuur aan calciumoxalaat.