Kennis over neerslagreacties tussen twee zoutoplossingen heeft geleid tot verschillende praktische toepassingen, zoals:
Het verwijderen van (ongewenste) ionen uit een oplossing speelt in de praktijk een grote rol, bijvoorbeeld bij de zuivering van afvalwater en bij de bereiding van leidingwater. Zo verwijderde men met rioolzuiveringsinstallaties in de 60- en 70-er jaren nog veel fosfaten uit afvalwater. Deze fosfaten - zouten met PO
43- als negatief ion - waren voornamelijk afkomstig uit waspoeders. Door afspraken tussen producenten van waspoeders zitten geen fosfaten meer in het afvalwater, maar daarvóór verwijderde men het fosfaat door een reactie met ijzerzouten, meestal ijzer(III)chloride. Bij toevoegen van een oplossing van dit zout zal ijzer(III)fosfaat neerslaan en is in deze vorm het fosfaat door bezinken of filtratie te verwijderen.
Fosfaten zijn stoffen die op zich volop in de natuur voorkomen, bijvoorbeeld in onze feces. Ze zijn voor planten zelfs nuttig als meststof. Wanneer echter de concentratie van 'fosfaat' in water groot is, neemt de groei van algen en andere waterplanten zo toe, dat 'dood' water ontstaat: zwart, zuurstofarm water, waarin rotting gaat optreden. Om deze zogeheten eutrofiëring te voorkomen moeten we fosfaten uit afvalwater geheel of gedeeltelijk verwijderen.
Analyse
Stel je hebt twee buisjes met een wit poeder. Het ene poeder is NaCl, het andere Na2CO3. De buisjes hebben geen etiket. Hoe kan je nagaan welk zout in welk buisje zit?
Het zijn beide natriumzouten, dus beide zullen oplossen in water. Het verschil zit alleen in de negatieve ionsoort. Door toevoeging van een bepaald metaalion moeten we bewerkstelligen dat er met de ene ionsoort wél een neerslag ontstaat en met de andere niet. Voeg bijvoorbeeld aan beide oplossingen iets kalkwater toe. In het buisje met natriumcarbonaatoplossing zal een witte troebeling optreden, in het buisje met natriumchloride-oplossing niet.
Mogelijke toepassingen in lessen: