Als zouten oplossen, splitsen zij in ionen. Het oplossen van bijvoorbeeld keukenzout in water geven we weer met de vergelijking:
NaCl(s) → Na+(aq) + Cl-(aq)
Het oplossen van NaCl in water Bron: McMurry & Fay, Chemistry
Het oplossen leidt tot verbreking van de sterke ionverbinding. Er ontstaan losse ionen, omringd door watermoleculen. Dit omringen noemen we hydratatie. De resulterende watermantel geven we weer door achter de formule van het ion '(aq)' te zetten. De oplossing van NaCl in water noteren we als: Na+(aq) + Cl-(aq). Deze notatie is beter dan NaCl(aq), omdat we daarmee aangegeven dat de opgeloste stof als ionen in de oplossing aanwezig is.
De oplosbaarheid van NaCl blijkt sterk af te hangen van het gekozen oplosmiddel. Alleen in water lost NaCl uitstekend op; in bijna alle andere oplosmiddelen lost NaCl niet of slecht op.
Elektrische geleiding van een zoutoplossing
De aanwezigheid van vrije ionen in zoutoplossingen volgt uit het goede elektrisch geleidingsvermogen ervan. De stroomgeleiding van een zoutoplossing was één van de verschijnselen die eind 19e eeuw de Zweedse chemicus Svante Arrhenius tot een theorie bracht, die nog steeds geldig is. Arrhenius stelde dat in een zoutoplossing elektrisch geladen deeltjes aanwezig zijn, die vrij kunnen bewegen tussen de watermoleculen en zodoende stroomdoorgang mogelijk maken. Daar komt de naam ion ook vandaan, naar het Grieks 'ioon' dat 'gaande' of 'bewegende' betekent; ionen zijn dus bewegende deeltjes.