Schud de suspensie en breng met een micropipet of smeltpuntbuisje 5 μL (= 0,005 mL) op 2 cm van de onderkant van de plaat. De middellijn van de vlekjes mag niet groter zijn dan ca. 6 mm; de onderlinge afstand tussen de middelpunten moet minstens 1 cm zijn.
De plaats van de middelpunten van de vlekjes kan aangestreept worden op de doorzichtige liniaal, waarop de vlekjes worden genummerd.
Op dezelfde wijze breng je de vergelijkingsoplossingen op de plaat aan.
Plaats de plaat in de ontwikkelbak met de loopvloeistof en sluit hem af.
Ontwikkel ongeveer 1 uur het vloeistoffront moet ongeveer 11 cm afleggen.
Droog de plaat 15 minuten bij 100o C. Bekijk de plaat in een redelijk verduisterde ruimte onder een UV-lamp van 254 nm (eventueel onder een hoogtezon).
Omlijn de vlekken met een dunne viltstift of potlood en geef het middelpunt der vlekken aan. Teken de vlekken over op grafiekenpapier en bereken de Rf-waarden.
Vergelijk de Rf-waarden met de standaardsuspensies met die van de onbekenden en stel vast welke pijnstillers in de tabletten aanwezig waren.
De Rf-waarden van acetylsalicylzuur, paracetamol, cafeïne en fenacetine in de literatuur zijn respectievelijk: 0,05; 0,6; 0,8 en 0,9.
Structuurformules van stoffen die voorkomen in pijnstillers