Opdracht 3

 

Hoe ga je te werk?

  1. Kies twee verschillende landen of gebieden.

  2. Laat de stijl van kleden, haardracht, sierraden en make-up in twee verschillende landen of gebieden zien.

  3. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de kleding, haardracht, sierraden en make - up in deze landen of gebieden?

  4. Vergelijk de stijl van kleden van vroeger en nu. Schrijf de belangrijkste veranderingen in de stijl van kleden op.

  5. Wat voor functie heeft deze manier van kleden voor die personen?

  6. Wat is het verschil tussen jongeren en ouderen in de stijl van kleden?

  7. Geef je mening over de stijl van kleden in deze landen of gebieden?

  8. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de stijl van kleden tussen de twee landen of gebieden?