6 soorten gedrag

Er zijn 6 soorten gedrag:


Aangeboren gedrag:
Dit is gedrag wat al vanaf de geboorte in de genen zit. Zoals reflexen en het overlevingsonstinct.

Aangeleerd gedrag:
Dit gedrag is ontstaan dankzij ervaringen. Er zijn 8 soorten aangeleerd gedrag:

Gewenning: een prikkel dat al zo vaak is gebeurd dat er niet meer op gereageerd wordt.
Trial and error: net zo lang proberen tot het lukt.
Inprenting: dit is het meest gevoelige periode vlak na de geboorte, zoals het leren wie je moeder is.
Inzichtelijk leren: iets wat in andere situaties is geleerd ergens anders toepassen.
Imiteren: gedrag nadoen van je soortgenoten, zoals jagen.
Motorisch leren: leren je spieren te beheersen.
Klassiek conditioneren: leren door middel van straf en beloningen. Zoals vuur dat zeer doet en je er dus van af moet blijven.
Modern conditioneren: dingen aanleren door middel van straf en belonen, zoals kunstjes. Hierbij is er sprake van een bekrachtiger, zoals snoepjes of een klikker.

Territoriumgedrag:
Je gebied verdeigen tegen je soortgenoten. Dit kan een individu zijn of een sociale groep. Het territorium wordt vaak afgebakend met geurvlagen zoals urine. Of met merktekens.

Sociaal gedrag:
Het uitwisselen van prikkels en signalen. Het is een handeling dat is bedoeld om het gedrag van anderen te beïnvloeden.

Conflictgedrag:
Conflictgedrag ontstaat als er verschillende gedragssystemen worden geactiveerd.

Gedragsremming: het gedrag van een dier wordt gestopt door een nieuwe prikkel.
Ambivalent gedrag: dit is een mengsel van 2 gedragingen.
Overspronggedrag: is meestal verzorgingsgedrag, zoals zichzelf poetsen of krabben.
Omgericht gedrag: op de tafel slaan, in plaats van in het gezicht.

Agonistisch gedrag:
Gedrag dat te maken heeft met vluchten, vechten, imponeren, onderdanigheid, dominantie en submissie.
Een gevecht kan voorkomen worden doordat de tegenpartij laat zien dat ze onderdanig zijn.