1.1 Het einde van de grote oorlog
De grote oorlog, of Eerste Wereldoorlog was een conflict dat duurde van 28 juli 1914 tot 11 november 1918 waar alle grootmachten van de wereld bij betrokken waren. De strijd ging tussen de geallieerden, met als middelpunt de Triple Entente, waarin Frankrijk, Engeland en Rusland zaten en de centrale, met als middelpunt de Triple Alliantie waarin het Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije en Italië zaten.
De oorlog was een verschrikkelijke tijd, ruim negen miljoen mensen lieten het leven in gevecht en nog veel meer mensen stierven als gevolg van de strijd. De Eerste Wereldoorlog was een van de conflicten in de geschiedenis met de grootste militaire mobilisatie. Ruim 70 miljoen mensen waren in dienst over de wereld.
De oorlog eindigde op 11 november 1918, de bedoeling van de vrede was het waarborgen van een langdurige vrede in Europa. Het werd helaas het tegenovergestelde.
Klik op het filmpje hieronder en open de video met VLC media player. Verder in de cursus zijn verschillende van deze filmpjes te vinden. Let op: De filmpjes horen bij de cursus en zijn verplicht te bekijken!
Het einde van de eerste wereldoorlog.
In de maanden na de wapenstilstand van november 1918 werd er door de diplomaten van de verschillende landen onderhandeld over de definitieve vredesvoorwaarden. Agressor Duitsland werd als verliezer van de oorlog buiten de onderhandelingen gehouden en werd gedwongen om een handtekening onder de maatregelen te zetten. Het Verdrag van Versailles werd op 28 juni 1919 ondertekend. Duitsland werd meedogenloos onder handen genomen. Duitsland verloor zijn koloniën, en ook grondgebied in Europa, zoals Elzas-Lotharingen aan Frankrijk, stukken van Pruisen aan Polen, en een stuk van Sleeswijk-Holstein aan Denemarken, dat niet eens aan de oorlog had deelgenomen. Ook de Duitse wapenindustrie en het beroepsleger werden aan de ketting gelegd. Verder moest het ook nog een enorm bedrag herstelbetalingen betalen. Landen als Frankrijk wilde Duitsland voorgoed uitschakelen als bedreiging in Europa, wat bijdroeg aan de harde aanpak van het land.
Met de vernedering van Duitsland door het Verdrag van Versailles werden de zaden van chaos en ontevredenheid in Duitsland gezaaid. Vlak voor de wapenstilstand van 11 november 1918 veranderde het Duitse keizerrijk door de troonsafstand en vlucht van Wilhelm II in een republiek met een voorlopige regering.
1.2 De Weimar Republiek
De jonge Duitse republiek kreeg in de periode 1918-1923 te maken met linkse revoluties, rechtse staatsgrepen en een gigantische inflatie. De revolutie in tsaristisch Rusland in 1917 inspireerde andere linkse bewegingen in Europa. Naast de revoluties in Duitsland was er bijvoorbeeld ook één in Hongarije in 1919. De revolutionaire onrust in Europa waaide zelfs over naar Nederland. In november 1918 roept de socialistische politicus Pieter Troelstra op tot revolutie.
In 1922 werd de voor de Weimar Republiek zeer belangrijke politicus Walther Rathenau door rechtse officieren vermoord. Bovenop alle politieke ellende volgde in 1923 ook nog eens een torenhoge inflatie.
Chaos in Duitsland na de vrede van Versailles.
De Duitse economie raakt in 1923 geheel in het slop. De regering kan de herstelbetalingen die het volgens het Verdrag van Versailles moet betalen niet opbrengen en creëert bewust een gierende inflatie. Door bewust in deze hyperinflatie terecht te komen probeerde Duitsland sympathie te wekken bij de opleggers van het verdrag. Deze politiek noemen we de 'Erfüllungspolitik'. Binnen een paar jaar is de rijksmark niets meer waard: een kilo brood, in 1921 al gestegen tot vier mark, kost twee jaar later 201 miljard mark.
De politieke situatie in Duitsland blijft oncontroleerbaar. Het land is in de ban van geweld. Linkse en rechtse radicalen plegen gewapende aanslagen op de leiders van de tegenpartij.
1.3 Opkomst Hitler en zijn NSDAP
In de tweede helft van de jaren 20 doet een nieuwe speler echter zijn entree op het politieke speelveld van Duitsland. Adolf Hitler wordt op 23 december 1924 vervroegd vrijgelaten uit de gevangenis voor het plegen van een mislukte extreem-rechtse staatsgreep in november 1923. Hij begint zijn verzwakte partij de NSDAP (Nationaal Socialistisch Duitse Arbeidspartij) met succes te herstellen. De partij had een fascistisch, militaristisch, extreem racistisch, antisemitistisch en op revanche (op winnaars WOI) gericht gedachtegoed. Hitler gebruikt het Verdrag van Versailles, de slechte economie en minderheden zoals de Joden als propagandamiddel. Hitler belooft werkgelegenheid en een betere toekomst voor het Duitse volk zonder de Joden in hun midden. Veel Duitsers vallen voor de charismatische spreker.
De economische crisis maken de Nazi's populairder.
Hitler ondervindt belangrijke steun van Joseph Goebbels, een gepromoveerde academicus (filosofie en germanistiek), die mislukte als journalist maar zich ontwikkelde als een briljant propagandist voor de partij.
Goebbels wordt vanaf 1927 Gauleiter in Berlijn, met als opdracht de dan nog kleine NSDAP ook in de Duitse hoofdstad groot te maken. Dat lukt pas écht, in Berlijn en in heel Duitsland, als een nieuwe economische crisis het land in zijn greep krijgt, ditmaal tengevolge van de hevige koersval in Wallstreet. Hitler en Goebbels gebruiken de slechte situatie van Duitsland om stemmen te winnen met grootschalige propagandacampagnes.
De NSDAP winnen de verkiezingen.
Na voor de NSDAP succesvol verlopen verkiezingen wordt Adolf Hitler op 30 januari 1933 Rijkskanselier. Hiermee zijn de nazi's aan de macht gekomen in Duitsland. Op 27 februari 1933 was er een grote brand in de Reichstag in Berlijn. De Nederlandse anarchist Marinus van der Lubbe werd opgepakt en werd beschuldigd van betrokkenheid bij een communistisch complot.
Hitler maakte van deze situatie gebruik om meer macht naar zich toe te trekken. Nadat de nazi's de dictatuur hadden gevestigd in Duitsland, konden ze zich concentreren op het uitvoeren van hun politieke programma.
1.4 De nazi's aan de macht
Al in juli 1933 nemen de nazi's een wet aan die het mogelijk maakte om geestelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten georganiseerd te vermoorden. In 1935 volgde de tegen Joden gerichte Rassenwet die het isoleren en vervolgen van Joden mogelijk maakt.
Ondertussen neemt Hitler de herbewapening van Duitsland energiek ter hand met gunstige gevolgen voor de Duitse economie. Het Verdrag van Versailles (1919) waarin dit verboden werd negeert hij. Hitler trok zich weinig aan van de militaire beperkingen van de Vrede van Versailles en begon midden jaren dertig met de herbewapening van Duitsland. Dat had gunstige economische gevolgen.
De uitbouw van het leger liet hij namelijk gepaard gaan met een snelle opvoering van de bewapening. Duitsland fabriceerde in hoog tempo oorlogstuig van allerlei aard: tanks, wapens,munitie, jachtvliegtuigen, bommenwerpers, onderzeeboten en slagschepen.
De uitbreiding van het wapenarsenaal betekende tevens een enorme stimulans voor de economie en daarmee voor de werkgelegenheid. Het hielp Duitsland in hoog tempo uit de economische crisis.
Hitler zette ook druk achter het uitrollen van een net van autowegen die de opmars van legeronderdelen gemakkelijker zou maken. Binnen Hitlers legertop ontwikkelde zich in de tweede helft van de jaren dertig het concept van de Blitzkrieg, de snelle, overrompelende aanvalsoorlog. Daarop werden de wapenprogramma’s ook afgestemd, en daarin werden ook de legeronderdelen getraind.
1.5 Een conflict tussen ideologieën
Met de jaren was het voor heel Europa duidelijk waar Nazi-Duitsland mee bezig was. Andere leiders waren echter bang om tegen de charismatische Hitler in te gaan en blijven de confrontatie mijden, terwijl Duitsland het Verdrag van Versailles blijft schenden.
Het is veel te gemakkelijk om de opkomst van het nazisme te zien als een autonome, puur Duitse ontwikkeling. Duitsland was onderdeel van de Europese context, en dan dook de laatste jaren steeds vaker het begrip ‘Europese Burgeroorlog’ op. Dit is de theorie dat er nagenoeg overal in Europa vanaf 1918 een heftige strijd tussen de ideologieën is ontbrand, die eindigde met de catastrofe van de Tweede Wereldoorlog. De drie concurrerende ideologieën waren kortweg het communisme, het fascisme en de parlementaire democratie.
In alle Europese landen heeft die strijd in het interbellum (de periode tussen de twee wereldoorlogen) op enige wijze gewoed en de uitkomst stond eigenlijk nergens van tevoren vast, maar werd bepaald door allerlei nationale factoren, van historische, culturele of politieke aard.
Nu we hebben bekeken hoe de situatie was na de Eerste Wereldoorlog in de wereld. En hoe Adolf Hitler met zijn partij, de NSDAP, zijn fascistische, racistische dictatuur in Duitsland vestigde en een agressieve militaristische politiek voerde in Europa. In de volgende hoofdstukken zoemen we in op Nederland en gaan we zien hoe Nederland ingelijfd werd in het Duitse Rijk en hoe de Nederlanders omgingen met de Nazi bezetting.