2.1 Oorlogsdreiging in Nederland
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog stond de Nederlandse politiek op wankele gronden. De rammelde democratie hield stand tussen het geweld van uiterst links en uiterst rechts. Uiterst links was in de jaren dertig niet erg sterk, ondanks de vaak diepe armoede onder de bevolking. De communistische partij was maar voor een beperkt deel van de mensen een alternatief, meer dan vier procent van de stemmen heeft de CPH, later CPN, in die periode nooit gehaald. Dat had ook wel te maken met de sterke onderlinge verdeeldheid in linkse kring en natuurlijk ook met de sterke afkeer van het communisme bij een groot deel van de bevolking.
De gevestigde orde leek meer van te duchten te hebben van rechts: de NSB van Anton Mussert. In 1932 had de Utrechtse waterstaats-ingenieur Anton Mussert, samen met enige geestverwanten, de Nationaal Socialistische Beweging opgericht, een van de vele protestpartijen tegen de parlementaire democratie. Mussert was een groot bewonderaar van Adolf Hitler en probeerde net als in Nazi-Duitsland ook een fascistisch regiem in Nederland te vestigen.
In 1935 haalt de NSB met Anton Mussert als leider bij de provinciale statenverkiezingen bijna acht procent van de stemmen. In verzuild Nederland is dat zo ongeveer een aardverschuiving, maar het is meteen het grootste succes uit de historie van de NSB.
De sfeer verhardt zich snel rond de NSB. De bestaande zuilen, die de eigen machtspositie in gevaar zien komen, verzetten zich tegen de fascistische trekken van de NSB. Sommige kerken verboden het lidmaatschap, de staat ontzegde ambtenaren het recht lid van de NSB te zijn en er kwam een wet die de WA verbiedt, de Weer-Afdeling, de geüniformeerde tak, die met z’n agressieve gemarcheer veel tegenreactie wekte. Mussert probeerde aanhang te verwerven door de aanval op de democratie in te zetten, door de ontevredenheid van de burger te exploiteren.
2.2 De Duitse Inval
In de tweede helft van de jaren dertig wordt het steeds duidelijker dat er een nieuwe wereldoorlog dreigt. Duitsland bezet het Rijnland, bemoeit zich met de Spaanse burgeroorlog, lijft Oostenrijk in en krijgt door middel van het Verdrag van München eerst Sudetenland en dan heel Tsjechoslowakije in handen.
Frankrijk zoekt discreet militaire samenwerking met het neutrale Nederland, Frankrijk voelt de druk van Duitsland. De geallieerde landen vermoeden dat de Duitsers net als in de Eerste Wereldoorlog de sterk verdedigde Frans-Duitse grens vermijden en via België en/of Nederland door een zwak gedeelte van de Maginotlinie in Noord-Frankrijk breken.
Ook Nederland vermoedde dat het gevaar van over de oostgrens zou komen, en werkte daarom in stilte samen met Frankrijk en mobiliseerde eind augustus 1939. Dat die maatregel verstandig was bleek slechts een paar dagen later als Duitsland op 1 september Polen binnenvalt. Daarop verklaren Engeland en Nederlands discrete bondgenoot Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Na de afgang van München in 1938 lieten de Fransen en Britten niet nog een keer over zich heenlopen door de Duitsers. De oorlogsdreiging blijft groeien.
Ook Nederland voelt de oorlogsdreiging.
De inval van Polen op 1 september 1939 luidt het begin in van een wereldwijd conflict. In augustus 1939 ging aan de invasie van Polen, een niet-aanvalsverdrag van Duitsland en de Sovjet-Unie voor. Door dit onverwachte bondgenootschap kon Hitler voorkomen dat hij later op twee fronten oorlog zou moeten voeren. In de geheime bijlagen van het akkoord, het zogeheten Ribbentrop-Molotov-pact, was een verdeling van invloedssferen afgesproken. De Sovjets kregen onder meer Finland en het oosten van Polen toegewezen, Duitsland mocht zich ongestraft het westen van Polen, inclusief Warschau, toe-eigenen.
Polen hield hardnekkig stand. De Duitsers bombardeerden Warschau dagenlang, maar het duurde tot 28 september voor de Polen capituleerden. Het conflict was inmiddels geëscaleerd. Frankrijk en Engeland verklaarden Duitsland de oorlog, maar dat leidde niet tot militair ingrijpen van hun kant. Hitler kon voorlopig voortgaan. In november stond al een aanval op West-Europa op het programma (operatie Fall Gelb), maar deze werd voortdurend uitgesteld en uiteindelijk over de winter heengetild. In april nam Hitler eerst nog Denemarken in en viel hij Noorwegen aan dat vooral van belang was vanwege de aanvoerroutes van Zweeds ijzererts en als uitvalsbasis voor de Kriegsmarine, de Duitse marine.
2.3 Joodse vluchtelingen
Ondertussen krijgen de Joden in Duitsland een steeds moeilijker bestaan. Ze werden op allerlei terreinen gediscrimineerd en velen voelden aan dat er voor hen in eigen land geen toekomst meer was. Er kwam een vluchtelingenstroom op gang in allerlei richtingen, en voor een aanzienlijk deel ook naar het nog altijd neutrale Nederland.
De ontvangst hier was wisselend. Het Comité voor Joodse Vluchtelingen deed het uiterste om opvang te regelen, aanvankelijk konden Duitse en Oostenrijke Joden hier wel terecht. In 1938 stelde de Nederlandse overheid beperkingen in – alleen wie kon bewijzen dat zijn leven echt in gevaar was kon hier terecht, voor de anderen was er geen plek meer.
Het door de nazi's systematisch georganiseerde geweld tegen Joden bereikt tijdens de Kristallnacht op 9 november 1938 in Duitsland en Oosterijk een hoogtepunt. Joden vertrekken vanaf 9 november massaal uit Groot-Duitsland.
Joodse vluchtelingen na Kristallnacht.
2.4 Mobilisatie
Kort voor de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 werden de Nederlandse soldaten op scherp gezet. Er waren al waarschuwingstelegrammen naar militairen gestuurd, maar op 28 augustus 1939 nam de regering het besluit tot een algehele mobilisatie.
Dat betekende de paraatheid van in totaal 280.000 manschappen. In regeringskringen ging er enige aarzeling aan vooraf, een paar dagen eerder had de Duitse ambassadeur persoonlijk aan koningin Wilhelmina en de Minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens een verklaring van Adolf Hitler voorgelezen waarin het Duitse staatshoofd meedeelde dat hij de Nederlandse neutraliteit zou eerbiedigen.
Gemakkelijk ging het allemaal niet in die eerste mobilisatiedagen. De uitrusting van al die troepen eiste een enorme krachtsinspanning. Voor vervoer waren paarden, auto’s en fietsen nodig – die gevorderd werden. Voor huisvesting werden allerlei gebouwen, zoals scholen en boerenschuren gebruikt. Er was een tekort aan kaarten, te weinig verrekijkers, de gevorderde auto’s moesten overgeschilderd worden en hadden nummerplaten nodig.
Mobilisatie Nederlandse leger.
2.5 De aanval op Nederland
Nederland wachtte gespannen af op de invasie, die voorlopig nog uitbleef. Het wachten duurt tot 10 mei 1940, een vrijdag met stralend weer.
De Duitse (niet-Nazi) ambassadeur Zech von Burkensroda heeft tranen in zijn ogen als hij de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens de oorlogsverklaring voorleest. Het was de letterlijke instructietelegram dat hij van zijn minister had doorgekregen. Het luidt:
‘Mededeling doen van inzetten van geweldige Duitse troepenmacht.
Elk verzet volledig zinloos. Duitsland garandeert Europese en buiten-Europese bezittingen en de dynastie, indien elk verzet achterwege blijft. Anders gevaar van volledige vernietiging van het land en het staatsbestel. Daarom dringend eisen oproep volk en strijdkrachten en eisen opnemen contact met Duitse militaire commandanten.
Motivering: wij hebben onweerlegbare bewijzen van een onmiddellijk dreigende inval van Frankrijk en Engeland in België, Nederland, Luxemburg, die met medeweten van Nederland en België sinds lang is voorbereid. Doel: oprukken naar Roergebied.’
Volgens Van Kleffens komt de ambassadeur, die zeker geen nazi was, door de emotie niet uit zijn woorden, en neemt hij hem zelf het papiertje maar uit handen. De boodschap was duidelijk.
Reactie invasie door Koningin Wilhelmina.
De invasie op Nederland was maar een beperkt onderdeel van het Duitse aanvalsplan, dat vooral gericht was op Frankrijk. Duitsland wilde de flank gedekt houden door Nederland te bezetten.
Zo wilde Duitsland voorkomen dat Engeland met een invasieleger via Nederland Duitsland in de rug aan kon vallen.
Het was daarom de bedoeling dat de Duitsers haast moesten maken. Ze richtten hun aanval door de lucht op de Vesting Holland, het gebied van de grote steden in het westen. Daar wilde ze hun parachutisten neerlaten en de vliegvelden bezetten. En zoals de legertop al geruime tijd had voorzien, de belangrijkste aanval zou door Noord-Brabant gaan.
Daarlangs moesten de troepen naar Moerdijk en vandaar, langs de zuidelijke route dus, naar Rotterdam, Den Haag en Amsterdam doorstoten. En ze wisten dat de grens aan de zuidoost kant niet sterk verdedigd was.
Met een pantsertrein braken de Duitsers door de Peel-Raam Stelling. Bij het Brabantse plaatje Mill werd de eerste slag uitgevochten. Nederlandse soldaten hadden de brug versperd met ijzeren balken en bij het rangeren en terugrijden liep de trein uit het spoor, de wagons rolden onder donderend geraas van de spoordijk. De Duitsers veroverden aan de zuidkant van de spoorlijn twee kazematten en raakten van daaruit in gevecht met de Nederlandse troepen aan de noordkant. Er ontstond een hevig vuurgevecht.
De Duitsers hadden haast, ze moesten snel naar de Moerdijk komen en riepen de luchtmacht te hulp. ’s Avonds om tien voor half zeven begon een luchtbombardement op de Nederlandse stellingen.
De Nederlandse troepen hadden geen afweergeschut en waren dus kansloos. Ze gaven zich één voor één over, maar pas de volgende ochtend, om kwart voor negen, hadden de Duitse troepen Mill helemaal onder controle. Rond Mill zijn 32 Nederlandse militairen en negen burgers gesneuveld, de Duitsers verloren 500 man. Toen de Peel-Raam-stelling eenmaal doorbroken was kwamen Duitse tanks opgetrokken, ze reden richting de Moerdijkbrug, waar ze de volgende dag om kwart voor vijf aankwamen. Ze waren precies op tijd om mee te doen aan de opmars naar Rotterdam. Na enig oponthoud in Dordrecht, waar een paar tanks door Nederlands vuur werden uitgeschakeld, konden ze in de nacht van 13 op 14 mei het laatste stuk richting Rotterdam afleggen.
De haastige Duitse opmars naar Rotterdam.
Bij Rotterdam was een patstelling bereikt: de Duitse commandanten vreesden veel verliezen als ze de stad met tanks en in straatgevechten moesten veroveren.
De Nederlandse commandanten zagen nog geen reden tot overgave. Maar de Duitse legertop én de politieke top in Berlijn hadden haast. Manschappen en middelen waren nodig in de veel belangrijker aanval op Frankrijk, ook de 9e Panzerdivision, die nu nog aan Nederland gebonden was. Dat kostte allemaal veel te veel tijd, Nederland moest zo snel mogelijk capituleren, de troepen moesten verder naar het zuiden.
Herman Goering, opperbevelhebber van de Luftwaffe, eiste een grootscheeps bombardement op de stad, een ‘Radikallösung’, een radicale oplossing. Die luchtaanval kwam er. De hoogste lokale Duitse commandant Rudolf Schmidt zag meer in een beperkte luchtoperatie, ter ondersteuning van zijn pogingen de Vesting Holland te veroveren, maar de bevelen vanuit Duitsland waren duidelijk.
GEGEN NAZI'S