5.1 Introductie
In de eerste anderhalf jaar na de Duitse inval, dus tot eind 1941, ging het met de Nederlandse economie eigenlijk veel beter dan over het algemeen wordt aangenomen. Na enige tijd begonnen Duitse instanties en vooral de Wehrmacht zoveel orders te plaatsen bij het Nederlands bedrijfsleven dat hier een forse groei ontstond. Pas veel later stortte de productie in, door gebrek aan grondstoffen en vooral door gebrek aan werknemers, die massaal naar Duitsland werden afgevoerd om daar te werken.
5.2 Economische opleving
Het beeld dat Nederland vanaf 10 mei 1940 stelselmatig is uitgebuit en leeggeroofd is tamelijk hardnekkig, maar er klopt niet veel van. Modern onderzoek toont aan dat het vooral in het begin van de oorlog voortreffelijk ging met de Nederlandse economie, er was sprake van een groei die in decennia niet was vertoond. In feite maakte de Duitse bezetting binnen een half jaar een einde aan de diepe economische crisis, en aan de massale werkloosheid.
De belangrijkste oorzaak daarvan was dat Duitsland op ongekende schaal orders plaatste bij het Nederlandse bedrijfsleven, en dat de Nederlandse bedrijven die nagenoeg zonder uitzondering uitvoerden. En dat betekende een algemene welvaartsstijging van betekenis.
Dat was geen toeval, dat was beleid. Zo was het sowieso al een prioriteit van het nazi-regime, ook en vooral in eigen land, om de bevolking tevreden te houden – rust aan het thuisfront maakte het bestaan wel zo overzichtelijk.
Economische groei in Nederland.
Het welzijn en de tevredenheid van de Duitse soldaat stond, naast de verovering van Europa, hoog op Hitlers prioriteitenlijst. Op 1 november 1940 verhoogt Duitsland de soldij voor zijn soldaten in Noorwegen en Nederland. In het desbetreffende besluit staat de reden: ‘Het personeel van de Wehrmacht in staat stellen hun koopbehoefte in hogere mate te bevredigen.’
En dan waren er ook nog mogelijkheden voor het thuisfront om extra geld naar de soldaten te velde over te maken. Eerst 50 Rijksmark per maand, later 100, en ter gelegenheid van de kerstdagen zelfs 200. Tegen dat smijten met geld rezen echter ook wel bezwaren. Een commissaris van de Duitse Bank waarschuwde voor ongewenste valuta-effecten, als er zoveel Duits geld naar Nederland werd overgemaakt. Hoe dan ook, voor de Nederlandse middenstand was het een welkome injectie: de zaken gingen goed.
De kooplustige Duitse soldaten in Nederland.
5.3 Tijd van schaarste en roof
De economische bloei duurde niet lang. Na een korte periode van ongeveer anderhalf jaar ging het in 1942 achteruit met Nederland. De Duitsers begonnen in hoger tempo Nederland en de andere bezette landen economisch op te gebruiken voor de oorlog en het einde van de ontspannen sfeer naderde.
Voor de meeste gewone Nederlanders was de verarming van het land in de oorlog toch vooral merkbaar in de keuken. De beschikbaarheid van voedsel en brandstof nam gaandeweg sterk af, tot vrijwel nihil tijdens de Hongerwinter 1944-1945 in de grote steden in het westen van het land. Honger en schaarste aan brandstof vormen voor veel Nederlanders nog steeds de sterkste herinneringen aan de bezettingstijd.
Dat er zich, behalve dan in de Hongerwinter, geen echte hongersnood in Nederland heeft voorgedaan kan voor een deel worden toegeschreven aan de ongekende inspanningen van de Nederlandse huisvrouw om ondanks alle beperkingen iets voedzaams op tafel te krijgen. De andere bepalende factor is zeker het distributiesysteem geweest – door velen gehaat, maar volgens veel onderzoek van groot belang voor een eerlijke verdeling van de beschikbare middelen onder de bevolking.
Één van de redenen waardoor de economie van de bezette landen vernietigd werd, waren de zogenaamde Reichskreditkassenscheine (RKKS), een soort cheques waarmee de Duitse militairen in bezette gebieden konden betalen. De RKKS’en waren een wettig betaalmiddel, die de Nederlandse bank moest innemen en financieren: de Duitse soldaten kochten dus op kosten van de Nederlandse schatkist. In feite was het dus schijngeld. Het leek alsof de winkeliers omzet draaiden, maar het tegenovergestelde was waar.
In 1942 komt er verandering in de Duitse houding tegenover Nederland: om de oorlog te bekostigen moeten Nederland en andere bezette landen miljarden betalen aan Duitsland. Bezettingen en mensen werden massaal naar Duitsland gevoerd en ingezet in de oorlogsindustrie. De Nederlandse staat betaalde elke maand honderden miljoenen guldens aan Duitsland.
5.4 Arbeidstekorten en dwangarbeid
Duitsland had grote verliezen aan het oostfront te verwerken, daarom waren er vanaf 1941 ieder jaar vele honderdduizenden nieuwe Duitse soldaten nodig aan het Oostfront, en hierdoor waren er veel minder Duitsers beschikbaar voor de industrie en de landbouw. Tegelijkertijd moest er een kolossale hoeveelheid extra oorlogsmaterieel geproduceerd worden.
Dit kon echter alleen door het inzetten van miljoenen buitenlandse arbeidskrachten afkomstig uit de bezette landen. Aanvankelijk probeerden de Duitsers dit nog met het lokken van vrijwilligers. Werklozen in Nederland die weigerden werk in Duitsland aan te nemen verloren het recht op een uitkering. Gevoegd bij vrijwilligers, aangetrokken door het relatief hoog loon, leverde dat in 1940-1941 183.000 arbeidskrachten op. Deze tewerkstelling bleek tegelijk een effectief middel tegen het laatste restant werkloosheid in Nederland. Niet iedereen had het naar zijn zin in Duitsland. Een derde van de arbeiders ging er na het eerste verlof vandoor.
Al deze arbeiders bereikten echter niet wat nodig was. Duitsland had miljoenen arbeiders nodig en greep dus naar een beproefd middel: dwang. Een nieuwe functionaris – een Generalbevollmächtigte für den Arbeitseinsatz – kreeg de bevoegdheid om in de bezette landen mensen op te eisen. Hij vorderde bij de eerste Holland-Aktion dertigduizend Nederlandse metaalarbeiders. Later volgde de Holland-Aktion nummer twee, nog eens 40.000, toen de Stahl- und Eisen-Aktion met 22.000 en daarbij nog 78.000 ongeschoolden.
Ervaringen van de dwangarbeiders.
Medio 1943 – de honger naar arbeidskrachten in Duitsland was nog lang niet gestild. Een oproep van generaal Christiansen volgde aan de bijna 300.000 Nederlandse militairen van de mobilisatie van 1940 om als krijgsgevangenen naar Duitsland te gaan en er te werken. Dit leidde tot de April-Meistakingen, en tot een aanzienlijke verharding van de verhoudingen tussen bezetter en de bevolking in Nederland, maar ook tot een grootscheeps vertrek van Nederlandse mannen naar de Duitse fabrieken.
Rond juni 1943 werkten er al ruim 300.000 Nederlanders voor de Arbeitseinsatz in Duitsland.
Die getallen vallen uiteraard bijna in het niet vergeleken met de aantallen Polen, Russen en Fransen die in Duitsland tewerk werden gesteld. Dat waren er bijna vijf miljoen, van wie bijna een derde deel krijgsgevangen was. Weigeren werd streng gestraft. Onder druk van de nazi’s maakten de kranten in Nederland melding van celstraffen voor weigeraars.
Al deze arbeidskrachten die uit Nederland vertrokken, en de vele arbeidskrachten die onderdoken om niet weg te moeten zorgden voor een enorme klap aan de beroepsbevolking en dit leed tot personeelstekort waardoor veel bedrijven hun deuren moesten sluiten. Het massaal afvoeren van arbeidskrachten wordt gezien als de zwaarste aanslag op de Nederlandse economie van de hele oorlog.
De gevolgen van de arbeidsinzet.
We hebben nu gezien hoe de economie het leven tijdens de bezetting van Nederland voor een groot deel tekende en welke invloed het op de oorlog en de bezetting had. In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op de anti-joden beleid van de Nazi’s en hoe de Joden uit Nederland verdwenen.