Werken met cijfers

1. Lijn- en staafdiagrammen:

 

In de aardrijkskunde worden naast kaarten ook veel cijfermatige gegevens gebruikt. Veel van deze gegevens worden weergegeven in grafieken en diagrammen. Het is belangrijk dat je hier goed mee overweg kunt. In de aardrijkskunde wordt ook veel gebruik gemaakt van samengestelde diagrammen. In een klimaatgrafiek staat bijvoorbeeld zowel de temperatuur als de neerslag aangegeven.

Naast de grafieken en diagrammen wordt ook veel gebruik gemaakt van tabellen. Bij de Basis Bosatlas zit een aparte bijlage met statistische tabellen. Door grafieken en tabellen te gebruiken krijg je snel een overzicht van veel gegevens en kun je gebieden makkelijk vergelijken of ontwikkelingen in de tijd waarnemen. Het belangrijkste is steeds, als je met deze gegevens omgaat, GOED LEZEN.

Neem eerst de titel goed in je op,

Kijk of er een legenda bij zit, bekijk die goed .

Bekijk de volgende zaken:  - over welk onderwerp gaat het?

                                               - over welk gebied gaat het?

                                               - over welke tijd gaat het?

 

2. Cirkeldiagrammen:

 

Bij cirkeldiagrammen is de hele cirkel 100 % De percentages zijn niet zo makkelijk af te lezen, maar vaak staan ze erbij vermeld. Je kunt ook vrij makkelijk schatten: een halve cirkel is 50%, een kwart cirkel is 25%.

Bij een vergelijking van landen stelt de grootte van de cirkel vaak ook de hoeveelheid voor.

 

3. Stroomdiagrammen:

 

Een stroomdiagram geeft meestal de hoeveelheid getransporteerde goederen og personen aan. Het gaat in ieder geval om bepaalde bewegingen. De dikte van de lijn geeft de hoeveelheid aan. De richting van de pijl geeft de beweging aan (van waar naar waar). De lengte van de pijl geeft dus NIET de hoeveelheid aan, de lengte geeft alleen een idee over de afstand waarover de beweging plaatsvindt. Bijvoorbeeld kaart 45D. De blauwe pijl rihting Frankrijk geeft aan dat er in 2000 25 miljard euro aan goederen van Nederland naar Frankrijk gegaan is.

 

4. Statistiek:

 

In de atlas zit ook een deel statistiek. Hierin kun je gegevens opzoeken over Nederland, Europa en de Aarde. Het aflezen van de tabellen is vooral een kwestie van nauwkeurigheid en goed kijken waar de tabel over gaat.

         - Welk gebied

         - Welk onderwerp

         - Welke periode

Vaak kun je de gegevens ergens anders in de atlas in een kaart weer terugvinden. Het kaartnummer staat dan bovenaan de tabel vermeld.

 

5. Relatieve en absolute getallen:

 

Als je goed geoefend hebt, kun je met de meeste diagrammen nu wel uit de voeten. Het belangrijkste blijft: heel goed kijken en alle aanwijzingen goed lezen.

Een van de aanwijzingen zijn hoeveelheden, die vaak naast de figuur of onder de figuur staan. Daarbij komen 2 verschillende maten voor: absolute en relatieve getallen. ABSOLUTE getallen zijn de gewone hoeveelheden, bijvoorbeeld 16 miljoen inwoners of 8 graden Celsius of 2500 ton.

RELATIEVE getallen zijn getallen waarbij vergelijkingen worden gemaakt. We onderscheiden:

- procenten (per honderd)

- promillen (per duizend)

- indexcijfers

(hierbij wordt het aantal van een bepaald jaar als uitgangspunt genomen (bijvoorbeeld het cijfer uit 2001 is 100%). Voor de andere jaren wordt dan gekeken hoeveel hoger (>100%) of lager (<100%) het is).

Een voorbeeld: het uitgangspunt van het salaris van een docent in 1950 is 100%. In 1960 is het indexcijfer 120%, de docenten zijn dan dus 20 % meer gaan verdienen.