Het water in Nederland is onderdeel van de waterkringloop: het verdampt uit zeeën en oceanen en komt via de wolken als regen of sneeuw het land binnen. Vervolgens wordt het via de bodem, via de verharde oppervlaktes en de beken, sloten en rivieren weer afgevoerd naar de zee. Het is voor een watermanager belangrijk om te weten hoe dat precies in zijn werk gaat en wat je moet doen om overstromingen te voorkomen en om ook in droge zomers nog voldoende water van goede kwaliteit in de watergangen te hebben. We bekijken daarom het systeem in detail.
Kies een beek in de omgeving van je woonplaats of je school. Bekijk waar de beek begint. Bepaal wat de eerste 5 km van deze beek zijn.
Maak een kaart van de beek.
Welke stuwen, duikers, bruggen en andere kunstwerken kom je tegen langs deze beek? Geef dit aan op de kaart. Geef ook de afmetingen weer.
Teken de waterscheiding. Dit is een lijn op de kaart die aangeeft of de neerslag net wel of net niet naar jouw beek toe stroomt.
Bereken de oppervlakte van het stroomgebied.
Bepaal het grondgebruik zoals dat in het stroomgebied voorkomt (bos, grasland, akkers, bebouwd gebied) en bereken de oppervlaktes van de verschillende deelgebieden in het stroomgebied.
Bereken de maatgevende afvoer en de maximale afvoer.
Geef aan hoe je met de bouw van een retentiegebied de maximaalafvoer met de helft kunt terug brengen. Als je gedurende 24 uur de maximale afvoer terug wilt brengen naar de maatgevende afvoer, hoeveel kubieke meter water moet je dan kunnen bergen?
Wat voor kunstwerken zijn daar voor nodig?
Bereken het grondverzet dat nodig is voor de aanleg van de dijken van het retentiegebied.
Stel een waterbalans op van het stroomgebied: hoeveel water komt er jaarlijks het gebied binnen en hoeveel water verlaat het gebied via de beken, via verdamping en via wegzijging?
Doe op verschillende tijdstippen in het jaar en op verschillende plaatsen een meting van het debiet van de beek.
Maak foto’s van de beek op de verschillende tijdstippen.
Maak een lengteprofiel van de beek.
Maak 5 dwarsprofielen van de beek.
Geef aan welke planten en dieren (vissen, vogels, zoogdieren, insecten) er voorkomen in of naast de beek. Maak foto’s van de planten en dieren die je hier tegen komt.
Verzorg een excursie voor minimaal 6 personen naar je favoriete beek waarbij je aan kunt geven:
Relatie tussen neerslag en afvoer
Stroomsnelheid en debiet
Afmetingen van beek en kunstwerken en hoe je dat berekent
Kunstwerken en hoe je die maakt
Planten en dieren die je hier tegen komt in verschillende jaargetijden en hoe je deze kunt herkennen
Hoe je met de bouw van een retentiegebied de maximaalafvoer kunt halveren
Hoe deze beek verschilt van beken op andere plaatsen (in Nederland)
Maak gebruik van foto- en filmmateriaal bij de excursie.