Communicatie is het uitwisselen van informatie tussen zender(s) en ontvanger(s)
Onderdelen van het communicatieproces:
Een zender zal de boodschap altijd proberen af te stemmen op de ontvanger, door bijvoorbeeld dezelfde taal te spreken en rekening houden met je rol t.o.v. de ontvanger.
Bij gesprekken wisselen de personen over en weer van rol.
Als de boodschap overkomt zoals gepland/verwacht dan is de communicatie geslaagd.
De zender moet de boodschap afstemmen op de ontvanger en er voor zorgen dat de boodschap goed en duidelijk overkomt.
Je codeert de boodschap!
Het coderen van een boodschap betekent dat je de gedachte die je in je hoofd hebt, in bepaalde tekens of klanken gaat weergeven.
Je kunt een boodschap behalve in woorden(verbale communicatie) ook in gebaren weergeven. (non-verbale communicatie) Ook speelt hier de wijze waarop je het weergeeft een rol. Bijvoorbeeld geluiden, intonatie…….(expressieve component)
Verschillende coderingen zijn mogelijk voor één gedachte. Hier zijn verschillende oorzaken voor:
Dus afhankelijk van je humeur (ben je blij of boos), de relatie die je met de ontvanger hebt en de omgeving ( wie zijn er nog meer aanwezig) geef je een boodschap door.
Als de ontvanger in hetzelfde schuitje zit, omdat hij mij aanvoelt, wordt de communicatie eenvoudiger. Ook hij kent die beleving en heeft aan een half woord voldoende.
Stellingen:
Naarmate de belevingswerelden van twee personen meer op elkaar lijken, wordt het gemakkelijker elkaar te begrijpen.
En omgekeerd:
Naarmate de belevingswerelden meer van elkaar verschillen, wordt het moeilijker elkaar te verstaan.
Tussen wat ik zeg en wat bedoel te zeggen, kan soms een hele wereld van verschil liggen.
Wil ik als zender dat mijn boodschap begrepen wordt, dan zorg ik ervoor dat ik deze begrijpelijk overdraag.
Begrijpelijk kan door eenvoud van stijl, structuur, bondigheid en aantrekkelijkheid.
We ondersteunen ons verhaal vaak met onze handen zonder dat we ons daarvan bewust zijn.
We trekken een bepaald gezicht en ook dit zegt iets over wat we willen zeggen.
Niet alleen het totale gezicht geeft ons inlichtingen, ook als we alleen iemands ogen zien, kunnen we veel informatie opdoen. De ogen worden immers vaak de 'spiegels van de ziel' genoemd. Iemand aankijken geeft al blijk van aandacht voor die persoon:
De ontvanger ontvangt de boodschap.
De decodering bestaat eigenlijk uit twee momenten: waarnemen en interpreteren.
Waarnemen is het ontvangen, via je zintuigen, van signalen van de zender.
Interpreteren is het toekennen van een betekenis aan deze signalen.
Ook al heeft de zender een boodschap nog zo goed gecodeerd en afgestemd op de ontvanger, dan nog kan er wat fout gaan in het overbrengen van de boodschap.
De ontvanger moet de boodschap decoderen.
Factoren die de waarneming en interpretatie bij de ontvanger kunnen beïnvloeden zijn:
Communicatiestoringen noemen we ruis.
Het kan te maken hebben met de onjuiste codering of de manier van interpretatie.
Goed coderen en decoderen kun je bereiken door actief te luisteren, vragen te stellen en samen te vatten.
“Communicatie houdt op waar luisteren eindigt.”
?