"De spraak wordt gevormd door lippen en tong. De mens spreekt doordat hij de lucht inhaleert in zijn gehele lichaam en in het bijzonder de borstholtes. Wanneer de lucht door de lege holtes wordt gedreven produceert dat geluid, doordat er resonanties ontstaan in de schedel. De tong articuleert door zijn bewegingen; de tong verzamelt de lucht in de keel, duwt die tegen het gehemelte en de tanden, en geeft daardoor een bepaalde vorm aan de klank. Als de tong niet elke keer zou articuleren, door middel van zijn bewegingen, dan zou de mens niet duidelijk spreken en slechts in staat zijn een paar klanken voort te brengen." Hippocrates, De Carnibus, VIII
?