3. Werkwijze

Iemand overtuigen lukt niet met argumenten alleen. Aristoteles heeft al laten zien dat er altijd drie overtuigingsmiddelen een rol spelen, ethos, pathos en logos. Ethos heeft populair gezegd te maken met uitstraling, imago, de mate waarin de schrijver/spreker vertrouwen weet te wekken en autoriteit weet uit te stralen. Pathos heeft te maken met inlevingsvermogen ofwel de mate waarin de schrijver of spreker gebruik weet te maken van de gevoelens bij zijn publiek. Logos heeft te maken met argumenteren.

In élke overtuigende tekst spelen alle drie deze overtuigingsmiddelen een rol, maar de mate waarin en in welke verhouding is afhankelijk van onder meer het onderwerp en het publiek. In een betoog zal in het algemeen de logos de meeste nadruk krijgen, de kwaliteit van de argumentatie.

Het proces:
1. Formuleer 5 hoofdvragen mbt je stelling. Laat je docent deze controleren. Je bent nu aan het documenteren.
2. Iedere hoofdvraag geef je een eigen kleur. Met deze kleur onderstreep je de gevonden antwoorden in je informatie.
3. Iedere hoofdvraag met de antwoorden worden op een a4 weergegeven. Nu heb je de basis voor je argumenten.
4. Maak een duidelijk schrijfplan (inleiding-middenstuk-slot). Gebruik een meervoudig onderschikkend argumentatieschema, zie figuur.
5. Noteer je argumenten in een logische volgorde. Haal deze uit je antwoorden op je hoofdvragen.
6. Schrijf de kladversie. Houd je aan de volgende 5 punten:

7. Laat je kladversie beoordelen door een klasgenoot. Het commentaarformulier vind je wanneer je de link aanklikt.
8. Schrijf de netversie.
9. Verzamel alles wat je gedaan hebt in bovenstaande volgorde in je documentatiemap. Voeg ook de twee schema's, voorzien van jouw commentaar, van de betogen die je bekeken hebt toe. ?