Uitwerking begrippen
beginselpartij: Politieke partij waarvan het beleid gebaseerd is op vaste principes.
bestuurderspartij: Politieke partij die Kamerleden, ministers, burgemeesters en andere bestuurders levert.
christen-democratie: Politieke beweging die streeft naar een democratische maatschappij op christelijke grondslag.
conservatief: Behoudend; wil alles laten zoals het nu is.
kandidaatstelling: Kenbaar maken in je politieke partij dat je gekozen wilt worden.
liberalisme: Politieke stroming die op democratische beginselen zo veel mogelijk vrijheid van handelen voor alle mensen nastreeft. links: Andere term voor progressief.
one-issuepartij: Partij die zich profileert op één onderwerp.
politieke partij: Organisatie die zich bezighoudt met het politieke leven.
politieke stroming: Groep van politieke partijen die ongeveer dezelfde opvattingen heeft over de manier waarop een land bestuurd moet worden.
pragmatisme: De opvatting dat men zijn handelen niet moet laten bepalen door een zakelijke beoordeling van de feiten. pressiegroep: Groep die druk uitoefent op politici om zaken op te pakken.
progressief: Veranderingsgezind.
rechts: Andere term voor conservatief.
regeerprogramma: Afspraken tussen partijen die de regering vormen over belangrijke politieke onderwerpen die geregeld moeten worden.
socialisme: Politieke stroming die onder andere streeft naar een gemeenschappelijke voorziening in de behoeften van de mensen.
verkiezingsprogramma: Programma waarmee een politieke partij de verkiezingen ingaat. Bevat punten waarvoor zij oplossingen heeft bedacht.