BRONNEN BIJ OPGAVE 1
Bron 1
Amsterdam groeit snel aan het begin van de zeventiende eeuw. De Amsterdamse rederijkerskamer Eglantier krijgt concurrentie van Wit Lavendel; de rederijkerskamer van de zuidelijke Nederlanden. Daarnaast brengen reizigers uit Engeland en Frankrijk een nieuwe vorm van vermaak naar de Nederlanden: het straattheater met zang, dans en muziek. Deze vorm van volksvermaak was voor de rederijkerskamers minderwaardig aan hun rederijkerskunsten.
Bron: Erenstein, R.L. (hoofdredactie), Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, 1996, blz.142 e.v. Amsterdam; Amsterdam University Press
Bron 2
De Rederijkers hadden verschillende genres tot hun beschikking om hun verhaal op het toneel te vertellen. Zo was daar : De Klucht, De Komedie, het Sinnenspel, De tragikomedie en de Tragedie of het Treurspel.
De Klucht was bedoeld om het publiek een leuke avond te bezorgen waarin vooral veel werd gelachen. Het spel wordt gespeeld door typetjes die makkelijk te imiteren zijn. De humor van het stuk zat vaak in het gebrek aan verstand van de personen en de snelheid waarmee de gebeurtenissen elkaar opvolgden.
Ook een Komedie is bedoeld om het publiek te laten lachen, maar hier worden de spelers meer als mensen met een karakter neergezet, herkenbaar als de buurman op de hoek. Het speeltempo is ook hier hoog en alles komt goed aan het eind.
Het Sinnenspel werd gebruikt om de kijker een les te leren in deugdelijk ‘christelijk’ gedrag. In het opgevoerde spel werden de rollen gespeeld door karaktereigenschappen of bepaalde begrippen. De ‘sinnekens’ waren de karakters die slechte eigenschappen uitbeeldden.
De Tragi-komedie is een stuk waarbij het verhaal als een dram begint maar optimistisch en grappig eindigt. Dit genre is door Vondel geïntroduceerd en was vooral aan het einde van de winter populair. Het treurspel. De naam zegt het al: het verhaal is en blijft een drama. Er wordt verlies geleden in de vorm van dood en gebrek aan liefde.
bron: www.encylo.nl
Bron 3
Aantal fragmenten van verschillende genres.
fragment I
En Tanneken Boterams maekten ik lest zoo dartel warm
Dat de liefde uyt haer blaes schoot tot achter in haer kartel-darm:
Maer ze was so morssig dat dieze de borsten wou raken/
Tasteze met een pol-lepel / om dat hy zijn handen niet vuil zou maken:
Maer ze had'er ien deugt by / want ze bleef zoo op 'er religi staen
Datze al-te-mets wel zey / ier ik van me geloof wou gaen
Of ier ik op het pad van de verdoemenis wou dwalen
'k Had liever datme de duiker van stonden aen quam halen.
Zoo binje / zey ik / al ien stantvastige Meydt.
Dat deynk ik wel / zeyze / men moet al veul doen om zijn zaligheyt.
fragment II
Waar kom ik toe? waar werd' ik heen gedreven?
Hoe ben ik reukeloos dus ver gebragt?
Ik zie vast om, en vind geen troost gebleven,
Dan 't geen de mensch het allerschriklijkst acht,
Dat is de dood, die ieder een doet beven;
Maar my in dit geval zo zoet toelacht.
Bedroge vrow! waar moet ik heul gaan zoeken?
Ik mach dan wel mijn zotte zin vervloeken
Die lichtelijk vertrowt werd licht bedrogen.
dan: behalve
alreê: reeds
reukeloos: roekeloos, zonder voor de gevolgen terug te schrikken
dus ver: zover
vast: steeds, onophoudelijk
allerschriklijkst: meest afschuwelijke
zo zoet toelacht: zozeer behaagt, bevalt
heul: verlichting, troost
mijn zotte zin: mijn dwaze voornemen, destijds namelijk
fragment III
Eersucht. Eygenbaet. Ghemeene-man. Warheydt.
Ghy grooten die na eer door veel inlegghens poocht,
Leght in soo veel als ghy, en meer als ghy vermoocht,
Aen dese wilt u rijcke giften nu besteden,
Ick sal niet laten dan, u miltheydt te verbreden.
Eygen B. Ghemeene Man die niet na eersuchts naem en staet,
Leght in om mynent wil, dat is om eyghen baet
Slechs met een schellingh wint ghy vierthien hondert Gulden.
Gem. M. Dat klemt, ick was daer mee rijck en uyt al mijn schulden.
Vvaerhz. Beclachelijcke saeck. Laet u de wil van Godt
Veel meerder gelden als u eyghen zelfs ghenodt,
Begeerelijcke Mensch verstaet de saeck te deghen,
Laet eyghen baet u niet soo zottelijck beweghen,
Bronnen: Medea, Jan Six (485 en verder), 1648; ... van Oene, Jan Vos,1649 (135-145); Spel van de Rijcke man, Samuel Coster. Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren, www.dbnl.org
Bron 4
?
Bron: www.youtube.nl
BRONNEN BIJ OPGAVE 2
Bron 5
Aantal fragmenten van ‘De boer’ uit ‘De klucht van de koe’ (1612)
Voor niet en heb ick by de Vlamingen1 geen Retrosyn2 gewiest.
Ick brenght u eens met een discordatie,
En ick hoop, ghy sultet wachten plaan,
Al en is dit geen fraeye arguwatie.
Ick brengt u eens met een discordatie,
Ja al maack ick weynich dispensatie,
So sult ghy ’t aannemen saan,
Ick brenght u eens met een discordatie,
En ick hoop ghy sultet wachten plaan,
Gy syt mijn alderliefste graan.
Dat heb ick geliert bij de maets van onse Kamer.
So doet oock al ’t gemeene3 volck, die weten van geen kunst.
Ick spreek Rondeelen van twaelven, of van viertienen,
Wilger een hebben van viertentwintich, ik selse u verlienen.
Ick spreeck Sonnetten, en Balladen uyt de vuyst.
1 leden van de Brabantse Kamer
2 rederijker
3 gewone
Bron: Bredero, Klucht van de Koe, Martinus Nijhof, Den Haag, zesde druk, 1980
Bron 6
Jan Steen, Rederijkers aan het venster, ca. 1663-1665
?
Bron: http://hydeparkassociates.com
BRONNEN BIJ OPGAVE 3
Bron 7
In 1610 komt er een eind aan de oude gewoonte dat de rederijkers van de stad in de open lucht speelden zonder hiervoor te betalen. Als eerste was de Eglantier begonnen met het heffen van entree-2,5 stuiver voor toneelvoorstellingen binnenshuis. Ook de rederijkerskamer Wit Lavendel kreeg een plek toegewezen waar zij hun kunsten konden vertonen. Amsterdam profiteerde nu daadwerkelijk van zijn Rederijkers.
Bron: Erenstein, R.L. (hoofdredactie) Een theatergeschiedenis der Nederlanden, Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, 1996, blz.156 e.v. Amsterdam; Amsterdam University Press
Bron 8
?
Bron: S. Savoy, Het toneel van de Amsterdamse schouwburg 1658, gravure, www.dbnl.org
Bron 9
In zijn opdracht aan Hugo de Groot motiveert Vondel de keuze van zijn onderwerp. Hij wilde de Schouwburg, “dit aenzienelijck gebouw”, in wijden met “eenigh werck, dat deze stadt en burgerye moght behagen”, en daartoe koos hij als stof “de jammerlijcke verwoestinge van Amsterdam, en ballingschap van Gijsbrecht van Aemstel, toen heere der zelver stede”. Hiermee volgt hij de weg waarop “d’aeloude dichters” hem waren voorgegaan. Zij immers hadden als doel “de gedichten den volcke smaeckelijck te maken met zaecken te ververschen, die hunne vorsten en voorouderen betroffen”. Zo deden Homerus en Vergilius, ook Silius en Lucanus. En ook de “poëten onzer eeuwe”, doen hetzelfde; als voorbeelden noemt Vondel Torquato Tasso, Ronsard en P.C. Hooft met zijn Geeraerdt van Velzen.
Bron: T. Terwey e.a., Gysbrecht van Aemstel, Wolters-Noordhoff, Groningen, 21e druk, 1980
Bron 10
Titelblad van den eersten druk van Vondel's Gysbrecht van Aemstel 1637
?
Bron: www.dbnl.org
Bron 11
Tekening Rembrandt
?
Gijsbrecht van Aemstel, 4e bedrijf, Ie scène: Gozewijn en de nonnen.
Waarschijnlijk vertolkte de acteur Willem Bartolsz. de Ruyter de rol van bisschop Gozewijn. De nonnen worden door jongens gespeeld.
Bronnen: www.digischool.nl; René van Stipriaan, Het volle leven, Prometheus Amsterdam, 2002, blz. 178
BRONNEN BIJ OPGAVE 4
Bron 12
‘Keur baart angst’
?
Uit: Roemer Visscher, Sinnepoppen, Amsterdam, 1614, www.dbnl.org
Bron 13
Rivierscene met een veerboot, Salomon van Ruysdael, 1650
?
Olieverf op canvas, 106 x 152cm
bron: www.liverpoolmuseum.org.uk
BRONNEN BIJ OPGAVE 5
Bron 14
J.M. Kruseman, De Muiderkring, 1852
?
V.l.n.r. Constantijn Huygens,Gerard Brederode, Dirck Sweelick, Anna Roemer Visscher, P.C. Hooft, J. van den Vondel, Pieter Roemer Visscher, Maria Tesselschade (draagt gedicht voor).
bron: www.historisch-toerisme-bureau.nl
Bron 15
Marieke Geerlings, Elck sijn waerom ’Maria Tesselschade’, 2006 (expositie bij het Muiderslot)
?
bron: www.martbrok.nl?
bron: www.mariekegeerlings.nl?