http://www.youtube.com/watch?v=97f98unedho
http://www.degoudenuil.be/site/content/home.asp
http://web.cpnb.nl/cpnb/home.vm
http://www.youtube.com/watch?v=cV2E41Q6OvY
http://members.chello.nl/~h.kip/werkstuk/page21.html
http://members.chello.nl/~h.kip/werkstuk/page21.html

GENRES EN LITERAIRE BEGRIPPEN
HET LEZEN VAN LITERATUUR
Triviaalliteratuur/lectuur; kenmerken:
1. Verhalen: vaste patronen
2. Taalgebruik: vaste patronen en onnatuurlijk
3. Conform heersende opvattingen over goed en kwaad (=moraal)
Literatuur; kenmerken:
1. Verhalen: geen vaste patronen
2. Taalgebruik: gevarieerd en natuurlijk
3. Kritisch t.o.v. Heersende opvattingen over goed en kwaad (=moraal)
Jeugdliteratuur; kenmerken:
1. Eenvoudige opbouw
2. Chronologisch
3. Jongeren als hoofdpersonen
4. Eenvoudig taalgebruik
Vertelde tijd:
De hoeveelheid tijd die in een verhaal verstrijkt (n.b.: vermeld je in tijdseenheden,
bv. Uren, dagen, maanden of jaren)
Verteltijd:
De hoeveelheid tijd nodig om een verhaal te vertellen
(n.b.: vermeld je in teksteenheden, bv. Bladzijden of versregels)
Chronologisch verhaal:
Verhaal in de juiste/normale tijdsvolgorde
(n.b.: begint bij het begin van de gebeurtenissen)
Niet-chronologisch verhaal:
Verhaal niet in de juiste/normale tijdsvolgorde
(n.b.: begint midden in de gebeurtenissen; heeft flashbacks)
Flashbacks:
Verplaatsingen van het verhaal naar het verleden
(n.b.: het gaat niet om korte terugblikken, maar om duidelijke verplaatsingen
Van het verhaal naar het verleden)
Gesloten einde:
duidelijke afloop
Open einde:
onduidelijke afloop
Topografische plaats:
De locatie: de plaats waar het verhaal zich afspeelt
Klimatologische omstandigheden:
Jaargetijden en weersomstandigheden
Ik-verteller:
Ik-figuur als hoofdpersoon; door zijn ogen ziet de lezer het verhaal; alleen wat deze
Figuur voelt, denkt of beleeft, weet de lezer ook. (n.b.: soms is de ik-verteller niet de Hoofdpersoon, maar een getuige/waarnemer die over de andere personen vertelt; Ook kunnen er verscheidene ik-vertellers zijn)
Hij/zij- of personale verteller:
Hij/zij-figuur als hoofdpersoon; door zijn/haar ogen ziet de lezer het verhaal;
Alleen wat deze figuur voelt, denkt of beleeft, weet de lezer ook; lijkt dus erg op
Een ik-verteller (n.b.: soms zijn er verscheidene hij/zij-vertellers)
Alwetende of auctoriale verteller:
Ik-verteller die zelf niet aan de gebeurtenissen deelneemt, maar wel alles van alle
Personen weet; richt zich soms direct tot de lezer, vaak om commentaar of uitleg te
Geven
Spanning:
Gevoel dat je wil weten hoe een verhaal verder gaat en afloopt
Thema:
Hoofdgedachte of centrale idee (datgene waar het eigenlijk om gaat)
Motief:
Herhalingselement (element dat meermaals voorkomt)
Hoofdpersoon:
Belangrijkste persoon
Type:
Hoofdpersoon van wie je enkele, typerende kenmerken weet
Karakter:
Hoofdpersoon van wie je het innerlijk kent
Bijpersoon:
Minder belangrijk persoon
Ondertitel:
Toelichting onder de titel vermeld; geeft vaak uitleg van titel of thema
Motto:
Tekstje, citaat of gedicht vóór de eigenlijke tekst; verwijst vaak naar het thema
LITERAIRE VORMEN
Fictionele teksten:
Verzonnen teksten
Niet-fictionele teksten:
Teksten conform de werkelijkheid
Epiek:
Verhalende literatuur
Mythe:
Verhaal over bovennatuurlijk wezens als bv. Goden
Sprookje:
Verhaal met wonderlijke gebeurtenissen, tegenstellingen en een goede afloop
Sage:
Oud verhaal met een historische kern van waarheid
Legende:
Verhaal over heiligen, christus of maria, met een wonder en vaak ook een wijze les
Fabel:
Verhaal over dieren met een wijze les
Parabel:
Verhaal met een godsdienstige of zedelijke les
Kort verhaal:
Verhaal van max. Ca.40 bladzijden
Novelle; kenmerken:
1. Hoofdpersoon komt direct in één beslissende (conflict)situatie
2. Karakter hoofdpersoon direct duidelijk
3. Weinig personen
4. Beperkte omvang (bv. Max.100 blz.)
Roman; kenmerken:
1. Hoofdpersoon komt geleidelijk in een of meer beslissende (conflict)situaties
2. Karakter hoofdpersoon wordt geleidelijk duidelijk
3. Vaak vrij veel personen
4. (vrij) omvangrijk (bv. Meer dan 100 blz.)
Lyriek:
Gevoelvolle literatuur
Dramatiek:
Toneelliteratuur/toneelstukken
Tragedie (treurspel); kenmerken :
1. Tragische held
2. Strijd tegen hogere machten
3. 5 bedrijven
4. Slechte afloop
5. Eenheid van tijd, plaats en handeling: binnen 24 uur, op 1 plaats en
over 1onderwerp
Komedie (blijspel); kenmerken:
1. Fouten en gebreken van mensen komisch bespot
2. Ernstig en grappig
Klucht:
komisch toneelstuk
Proza:
niet-rijmende tekst, die qua lay-out en typografie vaak een regelmatig
Patroon op een pagina toont, met vaste marges
Poëzie:
vaak rijmende, soms niet rijmende tekst, die qua lay-out en typografie
een variabel patroon op een pagina toont en meestal een bepaald metrum
En een bepaald ritme heeft
Klik op deze link om naar website te gaan met meer info over genres
?