2. Taak

Mensen verschillen van elkaar en niet alleen in uiterlijk of in karakter. Ze hebben niet allemaal dezelfde positie in onze maatschappij. Mensen met ongeveer dezelfde positie behoren tot dezelfde sociale klasse. 

Uiteenlopende beroepen worden verschillend gewaardeerd, ze geven je een bepaalde sociale status. Je sociale status is dus onder andere afhankelijk van je beroep en het inkomen dat je daarmee verdient.

Een manier om de sociale verschillen in kaart te brengen, is daarom het bekijken van verschillen in inkomen, zowel nationaal als internationaal. Daarvoor kun je hieronder de inkomenstabellen bekijken.

 

Opdracht 1:

Maak eerst de kijkvragen van het introductiefilmpje Maatschappelijke ladder:

 

Vragen:

1. Welke mensen staan bovenaan de maatschappelijke ladder?

 

2. Welke 2 aspecten bepalen je sociale status?

 

3. Wie staan er onder de maatschappelijke ladder? Geef voorbeelden!

 

4. Geef met 4 duidelijke voorbeelden aan, dat sommige mensen in onze samenleving meer kansen hebben dan anderen.

 

5.  Wat is sociale mobiliteit? Leg uit!

Opdracht 2: Doe de leefsituatieĆ«nquete op:  leefsituatietest om er achter te komen tot welke sociale klasse jij behoort. Zet deze gegevens uitgewerkt op papier!Met deze gegevens en de antwoorden van opdracht 1 zet je uiteen hoe de leefsituatie is waarin jij je nu bevindt.

Begrippen als Maatschappelijke ladder, Sociale status en Sociale mobiliteit moeten worden meegenomen in je uitwerking op papier.

Opdracht 3:

Inleiding

Zowel bij het krijgen van een baan, als het uitoefennen van een functie kan het zijn dat er onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld geslacht, godsdienst, politieke overtuiging of raskenmerken.
Om dit tegen te gaan is in 1994 de Commissie gelijke behandeling opgericht. Die commissie heeft sinds enige jaren een website. Op de website staan niet alleen de wetsartikelen, maar ook de oordelen die de commissie heeft gegeven over vermeende ongelijke behandeling.
Daar gaat deze opdracht over.


de opdracht

Ga naar de website van de Commissie gelijke behandeling.

Kies in het menu eerst voor 'Over de CGB' en beantwoord de volgende vragen:
1. Door wie en om welke reden is de commissie ingesteld?
2. Wat is het verschil tussen directe en indirecte discriminatie?

Kies in het menu eerst voor 'Wetgeving' en kies daarna voor 'Algemene Wet Gelijke Behandeling', kies voor artikel 2 en daarna voor artikel 3 en artikel 5. Beantwoord aan de hand daarvan de volgende vragen:
3. Wat wordt er bedoeld met een indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is?
4. Wanneer geldt het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid op grond van geslacht niet?
5. Waarom is denk je deze wet niet van toepassing op rechtsverhoudingen binnen kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag?
6. In artikel 5 worden weer uitzonderingen gemaakt voor instellingen op godsdienstige of politiek grondslag en bijzondere scholen. Geef een verklaring voor deze uitzonderingen. Geef bij je verklaring ook je eigen opvatting.

?