Handelingen

Opdracht 1: Een doorsnede

De onderstaande afbeelding is een doorsnede van het oog. De verschillende onderdelen (1 t/m 13) zijn nog niet benoemd. Zoek uit om welke onderdelen het gaat en leg ook uit wat de functie is per onderdeel.

Leg dit uit in een nieuw bericht op je blog. Voeg de afbeelding bij het bericht.  

 

 

 

Opdracht 2: Werking oog

Bestudeer de onderstaande afbeeldingen. Noem de verschillen op. Beschrijf op je blog in een nieuw bericht wat er gebeurt, gebruik hierbij de woorden afstand, object, lens en accommodatie. Neem de afbeelding ook mee in je bericht.

 

 

 

Opdracht 3: Woordweb

Een woordweb kan handig zijn om verschillende begrippen met elkaar te verbinden. Maak het onderstaande woordweb af, gebruik minimaal 15 begrippen of woorden waarvan jij denkt dat die te maken hebben met het oog. Je mag ook nieuwe vakjes toevoegen. Je kan het woordweb het beste maken op http://www.bubbl.us (Een andere manier mag ook).

Je hoeft je daar niet aan te melden, de afbeelding kan je opslaan op je computer en vervolgens in je blog gebruiken. Ook hiervoor maak je weer een nieuw bericht.

 

 

 

Opdracht 4: Beeldconstructie

Voor deze opdracht maak je gebruik van een simulatieprogramma op internet. Hierin wordt gesimuleerd hoe licht het oog binnenkomt:

Oog simulatie

Als je op de link geklikt hebt voer je de volgende stappen uit:

De simulatie bedienen.

Ongeaccommodeerd oog.

  1. Klik op "Alleen het oog zien"
  2. Zet het voorwerp oneindig ver weg en accommodeer. Hoe groot is F(oog) dan?
  3. Maak een verziend oog (plattere ooglens) door F(oog) gelijk aan 2,0 a.u. te maken. Wat voor bril is er nu nodig? Klik op "Bril", klik op de brille-lens en versleep F(bril) tot het beeld scherp is. Hoe groot is F(bril) dan? Maak een screenshot en voeg het in je bericht toe.
  4. Haal de bril weg. Maak een bijziend oog (bollere ooglens) door f(oog) gelijk aan 0,9 a.u. te maken. Wat voor bril is er nu nodig? Klik op "Bril", klik op de brille-lens en versleep F(bril) tot het beeld scherp is. Hoe groot is F(bril) dan? Maak een screenshot en voeg het in je bericht toe.

 

 

 

 

Opdracht 5: De digitale camera

Er zijn veel overeenkomsten tussen de bouw en de werking van een fototoestel en de bouw en de werking van je eigen ogen. Door het bestuderen van een fototoestel kun je meer leren over de werking van het oog.

 

Een fototoestel legt het origineel (iets of iemand waarvan een foto wordt gemaakt) vast in een beeld. Bij een digitale fotocamera wordt het beeld omgezet in een digitaal bestand op een chipkaart.

 

  1. Benoem minimaal 3 onderdelen van het fototoestel. Geef bij elk onderdeel aan wat hiervan de functie is.
  2. Probeer bij ieder genoemd onderdeel van de camera een onderdeel van het oog te noemen met een vergelijkbare functie.
  3. Als een foto wordt gemaakt van het origineel, waar wordt dan een beeld gevormd: in het fototoestel of op de foto?
  4. Als iemand ergens naar kijkt, waar wordt dan een beeld gevormd: in het oog of in de hersenen?
  5. Noem minimaal 2 verschillen tussen digitale opslag van foto’s en de opslag van beelden in je hersenen.
  6. Noem een overeenkomst tussen digitale opslag van foto’s en de opslag van beelden in je hersenen.
  7. Als je een foto hebt gemaakt, maar deze niet wilt bewaren kun je deze weggooien. Bewaren de hersenen wel alle beelden? Waarom denk je dat?
  8. Met welk proces in de hersenen kun je het bladeren in een fotoboek vergelijken?
  9. Op welke manier kun je de foto’s bewerken? Kun je herinneringen ook bewerken? Zo ja: Hoe?
  10. Op welke manieren kun je de foto’s delen? Kun je herinneringen ook delen? Zo ja: Hoe?

 

 

 

Opdracht 6: Doordenkertjes

Bij deze opdracht krijg je een aantal vragen die je niet direct kan beantwoorden door je boek of het internet te gebruiken. Je zal hierover moeten nadenken of op zoek gaan naar informatie op het internet:

 

  1. Katachtigen jagen meestal ’s nachts. Hun ogen zijn hier ook heel geschikt voor. De meeste nachtdieren zien vooral in zwart-wit. Leg uit hoe dit komt.
  2. Leg uit waarom oudere mensen vaker een leesbril nodig hebben dan jongere mensen.
  3. Zijn deze oudere mensen dan verziend of bijziend, licht toe met een afbeelding.
  4. Leg uit waarom huilen gezond kan zijn.
  5. Waarom hebben drugsgebruikers vaak last van veel licht en hoe voorkomen ze dat?