Kijkwijzer Praxis
Om goed naar kunst te kunnen kijken, kun je een paar vragen erbij houden, zodat je gericht kunt kijken.
We hebben voor jullie een paar vragen uitgezocht waar jullie op gaan letten als jullie naar de volgende schilderijen kijken.
Allereerst ga je kennismaken met het schilderij. Je gaat kijken naar de naam van het werk, de naam van de kunstenaar, het formaat en het jaartal van het schilderij.
Nou hebben we het hier wat makkelijk gemaakt voor jullie, want alle schilderijen zijn Piet Mondriaan, het formaat, de naam van het schilderij en het jaartal is niet zo belangrijk! Jullie weten al wanneer Mondriaan leefde. Als je dit vergeten bent, moet je nog maar eens het stukje lezen over Piet Mondriaan.
Als tweede stap ga je het beschrijven zonder je mening te geven. Je gaat benoemen wat je ziet.
Daarna ga je kijken naar het materiaal en de techniek. Waarvan is het gemaakt? Hoe is het gemaakt? Zou de kunstenaar het helemaal alleen hebben gedaan of zou hij hulp hebben gehad van iemand?
Als vierde onderdeel van beschouwen kijk je naar de beeldaspecten. Hierbij kijk je bijvoorbeeld naar de vorm, de kleuren en de lijnen,
Als je dit hebt gedaan, ga je het schilderij betekenis geven. Straalt het beeld een sfeer uit? Is het schilderij vrolijk bedoeld of juist verdrietig of gezellig?
Je bekijkt of het schilderij een boodschap over wil brengen.
Als laatste vorm je een mening. Je geeft aan of je het schilderij mooi vind of juist niet. Waarom vind je dat? Zou je het schilderij thuis willen hebben?



A) Kennismaken
Het schilderij is van Piet Mondriaan.
B) Beschrijf wat je ziet zonder je mening te geven
Wat zie je?
C) Materiaal en werkwijze
Waarvan is het gemaakt?
Hoe is het gemaakt?
Zou de kunstenaar het helemaal alleen hebben gedaan of zou hij hulp hebben gehad van iemand?
D) Beeldaspecten
Kijk nu naar de vorm
Heeft het schilderij grote of kleine vormen?
Kijk nu naar de kleur
Eén kleurfamilie of bonte kleuren?
Eén kleurfamilie bestaat uit veel soorten van één kleur (bijv. donkergeel, lichtgeel, nog lichter geel, bijna wit). Bonte kleuren zijn allemaal verschillende kleuren.
Kijk nu naar de ruimte
Zou je het schilderij kunnen zien als een huis met kamers of is het plat? (3d)
Kijk nu naar licht
Is er schaduw? Hoe valt de schaduw?
Kijk nu naar de verdeling van de figuren (compositie).
Zie je de zwarte lijnen als een soort doolhof die je kunt volgen?
Lijn
Zijn er lijnen te zien? (Zijn de lijnen dik of dun, regelmatig of onregelmatig, strak of schetsmatig?)
Textuur
Hoe zou het kunstwerk aanvoelen als je er met je vinger overheen gaat? (Is die glad of ruw, hard of zacht, enzovoort?)
E) Betekenis geven
Welke sfeer straalt het werk uit? (Is die vrolijk, verdrietig, lenteachtig, boos, lief, enzovoort?)
Waar gaat het over?
Heeft het werk een boodschap?
Met welke bedoeling zou de kunstenaar het werk gemaakt hebben? (Wil hij iets moois laten zien, wil hij mensen iets duidelijk maken, wil hij zijn gevoelens uiten, een voorbeeld ergens van geven, of ergens reclame voor maken?)
F) Meningsvorming
Vind je het fijn om naar het werk te kijken? (Zou je het thuis willen hebben? Waarom wel, of waarom niet?)