9. Water in de bodem

 

Hierboven zie je de waterkringloop weergegeven.

De hoeveelheid neerslag die op de grond terecht komt kan nogal verschillen. In een natte periode valt er wel eens zoveel dat er op het land plassen blijven staan. We gaan onderzoeken waar dit water allemaal blijft.

Een deel van het neerslagoverschot zakt naar het grondwater. Het slootpeil is gelijk aan het grondwaterpeil.

Het water dat boven het grondwaterpeil in de grond blijft hangen noemen we hangwater.

De docent zal met een proefopstelling deze begrippen verduidelijken.

In de proefopstelling heb je gezien dat het water opstijgt in de buis met zand. Na enige tijd stijgt het water niet meer. In de bodem gebeurt hetzelfde. In de grond stijgt het water vanuit het grondwater omhoog. Dit water noemen we in de bodemkunde capillair water. De hoogte van dit capillair water is per bodemsoort verschillend. In zandgrond stijgt het water minder hoog dan in kleigrond. Hoe fijner de gronddeeltjes, hoe hoger het water stijgt.

Planten zullen het capillair water kunnen gebruiken wanneer

-  het grondwater hoog genoeg zit

-  het capillair water genoeg stijgt.

Wanneer de grond minder water bevat dan de plant nodig heeft om te groeien, zeggen we dat het verwelkingspunt is bereikt. Wanneer de grond drijfnat is en er geen water meer bijkan, zeggen we dat de grond verzadigd is met water.

Wanneer grond verzadigd is met water is dit niet zo goed voor de planten. Vooral niet wanneer dit lang duurt. De wortels staan dan te lang in het water, en ze kunnen niet ademhalen. Te weinig water is dus niet goed, maar teveel ook niet.

Als grond de maximale hoeveelheid water vasthoudt dan zeggen we: de grond is op veldcapaciteit. Meer water kan de grond niet vasthouden. Als er meer water bijkomt zakt dit naar het grondwater.

Het verschil tussen de veldcapaciteit en het verwelkingpunt is de watervoorraad voor de planten. We noemen dit ook wel de beschikbare hoeveelheid water. Dus het water waarover de planten kunnen  beschikken. Deze beschikbare hoeveelheid water is per grondsoort verschillend. In het algemeen geldt: hoe meer organische stof in de grond, hoe meer beschikbaar water. Organische stof (veengrond) kan namelijk veel water vasthouden.

 

Maak de opdracht 19 van het werkdocument.