We hebben in een vorig hoofdstuk gezien dat de helft van de grond uit vaste delen bestaat. De andere helft bestaat uit poriën die zijn gevuld met water of lucht. Tussen grote gronddeeltjes zitten grote poriën, tussen kleine gronddeeltjes zitten kleine poriën. De poriën zijn belangrijk voor planten. Waar zouden anders de wortels moeten groeien?
Sommige grondsoorten bestaan vooral uit grove deeltjes. Andere bestaan vooral uit fijne deeltjes. Ondanks de verschillen in korrelgrootte blijft de hoeveelheid (/het volume aan) poriën ongeveer gelijk. Dit geldt alleen voor de ondergrond. In de bouwvoor is dit soms heel anders. De bouwvoor wordt namelijk bewerkt, geploegd of gespit, waardoor extra lucht in de grond wordt gebracht. Het tegenovergestelde kan ook gebeuren, wanneer machines de bouwvoor dichtrijden. Soms wordt de grond bewust verdicht (afgetrild), bijvoorbeeld voordat een bestrating wordt aangelegd.

Een slim gebruik van de poriën is het gebruik van bomenzand. Lees nu het artikel over bomenzand.
Maak nu opdracht 15 van het werkdocument.