Zonder lucht is geen leven mogelijk. Dat geldt voor zowel mensen, dieren als planten. Een plant ademt door hele kleine gaatjes in de wortels en de bladeren, waardoor de lucht in en uit kan gaan.
In de lucht zitten verschillende gassen:

In de bodem zitten dezelfde gassen als in de lucht, maar in een iets andere samenstelling.
Plantenwortels en bodemdiertjes ademen zuurstof in en koolstofdioxide uit, net zoals mensen dat doen. Om te kunnen blijven ademen, moet de bodemlucht steeds ververst worden. Anders komt er te veel kooldioxide/te weinig zuurstof in de grond.
Het verversen kan op drie manieren.
1. Door natuurlijke menging (ook wel diffusie genoemd). De poriën staan in open verbinding met de buitenlucht waardoor verse lucht in de bodem komt. Wind helpt daar een handje bij...
2. Door regenwater. Als het regent vullen de poriën zich met regenwater. Later, als het water zakt, wordt verse lucht in de grond gezogen.
3. Door grondbewerking. Grond die pas gespit of geploegd is, ligt hoger dan de niet bewerkte grond. Er is natuurlijk geen grond bijgekomen, maar de grond is losgemaakt, en er is daardoor meer ruimte voor verse lucht.
Maak opdracht 16 van het werkdocument