Opdracht 1
Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent.
Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
· het begrip in eigen woorden te formuleren;
· een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.
1. Vreemdeling
2. Asielzoeker
3. Vluchteling
4. AMA
5. AMV
6. Illegaal
7. Asiel
8. Migrant
9. Kennismigrant
10. Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
11. Aanmeldingscentrum
12. Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA)
13. Asielzoekerscentrum (AZC)
14. Naturalisatie
15. Inburgering
16. Administratief vertrek
17. Voorlopige verblijfsvergunning
Opdracht 2
Lees de tekst over nieuwkomers in Nederland in 22.2 en beantwoord de volgende vragen.
Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is.
18. Als iemand in Nederland wil werken, kan hij een asielaanvraag indienen.
19. AMA’s worden op dezelfde manier beoordeeld en behandeld als volwassenen.
Opdracht 3
Lees de tekst over de asielprocedure in 22.3 en onderstaande situaties en beantwoord de volgende vragen.
Situatie 1
Halil uit Irak vraagt op Schiphol asiel aan in Nederland.
20. Wat is het eerste dat er met hem gebeurt?
Situatie 2
Halil krijgt te horen dat nog niet besloten kan worden over zijn asielaanvraag en dat er meer tijd nodig is voor het onderzoek.
21. Wat gebeurt er dan met Halil?
Situatie 3
Halil verveelt zich in het AZC. Hij vraagt of hij mag gaan werken, zodat hij wat geld heeft voor activiteiten.
22. Mag Halil gaan werken?
Opdracht 4
Lees de tekst over naturalisatie en inburgering in 22.4, onderstaande situatie en beantwoord de vragen.
Situatie
Halil is inmiddels erkend vluchteling. Hij wil nu graag de Nederlandse nationaliteit krijgen.
23. Wat moet Halil daarvoor doen?
24. Wat leert hij op de inburgerringscursus?