Voor alle takken van de sport is dressuur de basis. Om goed bij de sprong te kunnen komen heb je controle nodig. Het paard moet dus aan de teugel zijn = controle over houding en tempo. Zo wordt de ruiter in staat gesteld het tempo te verruimen en verkorten. Als je een slechter oog voor de sprong hebt, zal je paard beter aan de hulpen moeten zijn.
Toch is er nog een wezenlijk verschil tussen een contactteugel en aanleuning hebben:
aan de teugel: lichte druk op de teugel aangenomen door de ruiter
aanleuning: lichte druk op de teugel aangenomen ddor het paard
Je kunt tot aanleuning komen als je de volgende stappen volgt:
Je stapt rond aan de lange teugel
Je zorgt dat je paard voorwaarts (aan het been) is
Je neemt contact. De hoeveelheid druk, die je hier moet nemen is afhankelijk van het paard. Dat ligt aan de wil van het paard om na te geven en om voorwaarts te blijven. Je moet immers altijd van achter naar voor blijven rijden. Eerst been en dan pas de hand!
Dan gaat het paard nek- en kaakgewricht ontspannen. Hij geeft dus na en gaat aan de teugel. De druk op de teugel wordt dus minder! Jij ontspant je hand.
Dan ga je drijven om je paard naar je hand toe te drijven.
De druk op de teugel wordt meer, want je paard zoekt contact met jouw hand -> nu heb je aanleuning.
Nu wordt ook duidelijk wat het verschil is tussen begrenzen en trekken:
Begrenzen: tegenhouden wat je aan voorwaarts gaan opwekt.
Trekken: meer tegenhouden dan wat je aan voorwaarts gaan opwekt.