De levenscyclus van een product (bron: SvH)
De levenscyclus van een product geeft het patroon weer van de ontwikkeling van de omzet
van een product in de loop der tijd. De lengte van de cyclus hangt af van consumentenbehoeften
die in de loop der tijd veranderen, maar ook van activiteiten van de concurrentie en
technologische ontwikkelingen en vernieuwingen.
De productenlevenscyclus bestaat uit vijf fasen:
1. De ontwikkelingsfase
Het idee voor een nieuw product wordt geboren en ontwikkeld.
2. De introductiefase
Het product wordt op de markt gebracht. De verkopen zijn laag en de (promotie)kosten
hoog. Vaak wordt in dit stadium nog verlies geleden. Veel nieuwe producten overleven
deze fase niet.
3. De groeifase
De verkopen stijgen en de winst groeit. Er worden in deze fase vaak aanpassingen aan het product aangebracht. De prijs wordt geleidelijk lager, zodat het product voor meer
marktsegmenten in aanmerking komt.
Het productieproces Pagina 2 van 2
4. De rijpheidsfase
De verkopen liggen op het hoogtepunt, de kosten zijn laag en de winst is hoog. De groei
van de vraag neemt af. De aankopen zijn voor een deel vervangingsaankopen.
5. De neergangsfase
De verkopen nemen af tot nul of blijven op een bepaald niveau steken door vervangingsaankopen.
De duur van elke fase verschilt per product.
Een restaurant dat als product ‘fondue’ invoert en daar de P’s op afstemt, kan daar in het
begin succes mee hebben. Indien men daarna echter niets meer aan het product doet, kan dit tot gevolg hebben dat de gasten op den duur wegblijven.
Met 'nieuwe' producten kan je goed reclame maken. De fabrikant heeft hierdoor weer een 'reden' om van zich te laten horen. Maar wat doet de consument met die berichten over nieuwe producten. Wat is het 'consumentengedrag' rond nieuwe producten?
Typen consumenten bij nieuwe producten
Wanneer er een nieuw product op de markt komt zijn er altijd mensen die het als eerst hebben. Zij volgen de trends, weten altijd als eerst dat er iets nieuws te koop is. In de marketing is er een indeling gemaakt als het gaat om het kopen van nieuwe producten.
1. De vernieuwers, innovators. De trendsetters, consumenten die graag iets nieuwe kopen, die het risico van het nieuwe product aandurven (of juist leuk vinden!). De consument die ’s nachts in de rij ligt bij de winkel voor de nieuwste i-pad.
2. De eerste volgers, early adopters. Consumenten die nog redelijk snel een nieuw product, aangezet door de positieve geluiden van de ‘vernieuwers’.
3. De tweede volgers, early majority. Het nieuwe product is algemeen geaccepteerd. ‘Iedereen’ wil het wel hebben. Het is het eerste deel van de grote groep consumenten.
4. De derde volgers, late majority. Dit is het tweede deel van de grote groep consumenten.
5. De achterblijver, lagger. De laatste consumenten die over gaan op de aanschaf van het nieuwe product, omdat de prijs is gedaald, of omdat het gebruik van het product van het verwacht wordt door de omgeving. De vernieuwers zijn echter al lang niet meer geïnteresseerd in het product. Die zijn allang op zoek naar een nieuw product.
Dit alles is belangrijk om te weten. Hierdoor kan de fabrikant inschatten wanneer de grote groep consumenten toe is aan het ‘nieuwe product’. Hierdoor weet hij dus wanneer er meer producten op de markt moeten zijn en wanneer hij de productie in de fabriek moet verhogen en investeringen moet doen.