Intro

uienplanter

Je krijgt de opdracht om te gaan planten met een plantmachine. Je gaat kool- of slaplanten planten, of plantuien of bloembollen (exclusief nettenplanter). Je koppelt de plantmachine aan de trekker. Je maakt de combinatie plantklaar en klaar voor transport. Het plantmateriaal wordt meestal door anderen naar het perceel gebracht. Soms heb je ook te maken met personeel op de machine. Je rijdt naar het perceel. Daar bepaal je eerst in overleg met de opdrachtgever de routing en waar je de machine gaat vullen. Na het vullen begin je met planten. Na enige meters planten, controleer je de instellingen. Zo nodig stel je de machine bij. Vergeet niet de markeurafstand te controleren en bij te stellen. Op de terugweg controleer je de andere markeur. Gebruik je RTK-GPS-apparatuur, dan zorg je dat deze apparatuur goed ingesteld staat. Je hoeft dan geen markeur te gebruiken. Tijdens het planten controleer je regelmatig het resultaat van je werk. Zo nodig stel je de machine meteen bij. Na afloop maak je op het perceel de combinatie zo schoon mogelijk, zodat er geen grond meer af kan vallen. Je rijdt terug naar het bedrijf. Je maakt de combinatie weer klaar voor de volgende keer. Je koppelt de machine af als dat nodig is. Je vult de werkbon in en levert die in. Eventuele mankementen meld je.