Elke beplanting heeft zijn doel, zijn functie. De beplanting heeft als het ware een taak. De taak kan in elke situatie anders zijn. Deze taak kan zijn:
De constructieve taak: Bij deze taak zijn de vorming en geleding van de ruimte en de massa het belangrijkste. Toch kan de beplanting in deze taak ook een sierwaarde hebben. Ook al staat deze niet voorop. Een functionele taak hierin kan bijvoorbeeld zijn, het scheppen van luwte, het geven van schaduw en vlakverdeling.
De decoratieve taak: Bij deze taak is de sierwaarde van de gewassen het meest belangrijk. Dit kan in groepsverband. We noemen dit passief. Het kan echter ook als solitair. Dit noemen we actief.
Wanneer je een beplantingsplan maakt, begin je met de constructieve beplanting. Daarna vul je de rest in met decoratieve beplanting.
In de winter herken je het best de constructie (opbouw) van tuinen. Het winterbeeld geeft je dus belangrijke informatie over de kwaliteit van de constructieve beplanting van een tuin.
Waar is de beplanting constructief, waar decoratief?
Bij de instructieve taak moet je laten zien hoe planten groeien en bloeien. Dit kom je bijvoorbeeld tegen in een botanische tuin (instructief = educatief/onderwijstuin). Het beplantingsplan wordt hier in de eerste plaats bepaald door het nut dat de planten hebben voor het onderwijs.
National Botanic Garden Dublin, Ierland