1.2 Habitus

Bij het kiezen van planten voor een tuin, letten we o.a. op het uiterlijk van de planten. Dit noem je habitus.

De habitus van een plant is de "uiterlijke verschijningsvorm" van de plant; hoe de plant zich aan ons voordoet; hoe we deze plant visueel ervaren.

habitus van de rode beuk

De habitus van een plant is o.a. van belang in verband met de smaak van de opdrachtgever. Als een opdrachtgever een bepaalde plant niet mooi vindt, kun je deze ook niet in het plan gebruiken.  

Bij de habitus van een plant denken we op de eerste plaats aan de vorm van een plant. Deze vorm heeft vaak weer iets te maken met de "gekozen" vormen in het ontwerp.

De vorm van een plant wordt grotendeels bepaald door de stand van de takken ten opzichte van de stam of basis van de plant, maar ook door de vorm, de stijfheid of stugheid van de takken.

Bekende vormen zijn o.a.:

Zo kent elke boom of struik of variƫteit zijn eigen karakteristieke vorm.

Grootte

De grootte van een plant speelt bij de keuze een zeer belangrijke rol. Als een boom, bijvoorbeeld een Fagus sylvatica, of een struik, bijvoorbeeld een Syringa vulgaris, voor een bepaalde tuin te groot wordt, kun je deze niet gebruiken. Ook al vind je ze nog zo mooi. Sommige planten worden voor bepaalde plaatsen nu eenmaal te hoog of te breed.

De grootte van planten in volwassen toestand is niet altijd exact aan te geven. De grootte hangt o.a. af van de groeiomstandigheden. Planten worden daarom o.a. naar grootte-klassen ingedeeld.

Bijvoorbeeld:

Bomen:

 Heesters:

 -   Coniferen:

Textuur

Elke plant bestaat uit meerdere delen, bijvoorbeeld uit takken en bladeren. Bij de textuur van een plant letten we in hoofdzaak op de grootte en de vorm van de bladeren en, in mindere mate, op de grofheid en de fijnheid van de takken. Let er vooral op dat de planten, die je voor een plan kiest, qua textuur bij elkaar passen.

 

    Asperagus, fijne textuur        Bereklauw, grove textuur

 

Kleur

Kleur in de zin van habitus heeft meestal betrekking op blad en houtkleur. Het is echter altijd de bladkleur die het meest opvalt. Het kan hier natuurlijke en gekweekte (gecultiveerde) kleuren betreffen. Natuurlijke kleuren kunnen in het voorjaar en najaar duidelijk verschillen van de normale kleuren.

Bijvoorbeeld:

Een ander belangrijk punt is, dat een aantal planten een natuurlijke bescherming hebben, waardoor de kleur afwijkt. Een waslaagje of beharing op het blad geven vaak een grijs- of blauwachtige kleur. Voor de plant is het een bescherming tegen uitdroging. Dergelijke planten zijn daardoor vaak geschikt voor droge standplaatsen. Planten met zeer frisgroene tinten daarentegen zijn meestal geschikt voor vochtigere standplaatsen. En zo zie je dat combineren van dit soort planten niet altijd even eenvoudig zal zijn.

Door veel selectie van planten door de mens zijn "gekweekte" (gecultiveerde) kleuren ontstaan, die duidelijk afwijken van de natuurlijke kleuren. Voorbeelden hiervan zijn Acer platanoides "Faassen's Black" (bruinrood), vele variƫteiten in de heideplanten en gele coniferen zoals Chamaecyparis lawsoniana 'Stewartii'.

Soms zijn de kleuren van dit soort planten zo "onnatuurlijk" dat we met de toepassing van deze planten wel voorzichtig moeten zijn. Vaak zijn deze kleuren wel geschikt om bepaalde plaatsen in de tuin te accentueren.

Natuurlijk gaan in het hele kleurenspel van een tuin de verschillende bloemkleuren en bloeitijden ook een belangrijke rol spelen. Hierover vind je in paragraag 2.7, 'Eigenschappen van planten', meer informatie.