Al eerder heb je kunnen zien dat planten mooi kunnen zijn om hunhabitus (vorm, textuur), bladkleur, houtvorm, houttekening e.d.De bloei van planten is echter ook belangrijk.Vrijwel alle planten die we gebruiken bloeien.De ene uitbundiger en langer dan de andere.Juist omdat planten zoveel sierwaarden hebben, kunnen we er bijde keuze en toepassing rekening mee houden.
We kunnen kiezen uit twee hoofdgroepen nl. de houtachtige en de kruidachtige gewassen.
Houtachtige gewassen kun je als volgt verdelen:
Loofbomen
Coniferen
Bladverliezende heesters
Groenblijvende heesters
Haagplanten (eventueel
bos- en haagplantsoen)
Ericaceae
Rozen
Klim-enleiplanten
Fruit
De sierwaarde van houtachtige gewassen zit in de bloei, vorm, bladkleur, vrucht, kegels, kleur, bottels en blad.
Kruidachtige gewassen kun je als volgt verdelen:
Eén- en tweejarige planten
Hoge en middelhoge vaste planten
Lage vaste planten en rots-planten
Bol- en knolgewassen
Water- en oeverplanten
Varens
Grassen
Kruiden
De sierwaarde van kruidachtige gewassen zit in de bloei, vorm, bladkleur, vrucht, kleur, blad, winterbeeld en groeiwijze.
Een vleesetende plant heeft bijzondere eigenschappen
Gebruik en toepassing van plantmateriaal onder verschillende omstandigheden
De keuze die je moet maken voor een plan, hangt direct van een aantal zaken af. Het allerbelangrijkste is nu dat je weet hoe het zit met de ligging, grondsoort e.d. van het object. In allerlei boeken, websitesen catalogi kun je dan lijsten van planten, geschikt voor bepaalde groeiomstandigheden, vinden. Een handige website voor selecteren van planten is:http://www.ontwikkelcentrum.nl/objects/website/OC-24059/html/index.html
De eigenschappen, standplaatseisen en gebruiksmogelijkheden waarop je planten kunt selecteren staan beschreven in de volgende lijsten. Gebruik deze lijsten als naslagwerk, of om ideeën op te doen bij het maken van een beplantingsplan.
We maken onderscheid tussen houtachtig materiaal en kruidachtige planten.
A Houtachtig materiaal (loofhout en coniferen)
Eigenschappen:
Grootte (bijvoorbeeld kruipend, tot 50 cm, 2,00 - 3,00 m, 10,00 -20,00 m, hoger dan 20,00 m).
Bijzondere groeivormen:
Hangend;
Klimmend;
Zuilvormig;
Bijzondere "tekeningen" (bijvoorbeeld krullend);
Lichtdoorlatend en los;
Rond tot kogelrond;
Breedkronig (bomen);
Rechtopgaand.
(Tijd van) uitlopen
Mooie kleur;
Vroege uitlopers;
Zeer late uitlopers.
Bladvormen:
Bijzonder groot;
Fijn en sierlijk.
Bladkleur:
Witbont;
Geelbont;
Rood;
Zilvergrijs of zilverblauw;
Herfstkleur.
Bladhoudendheid:
In de winter bladverliezend;
Zeer laat bladverliezend;
Groenblijvend;
Half groenblijvend.
Planten die bestand zijn tegen veel ziektes en schades.
Bloei:
Éénjarig hout;
Meerjarig hout.
Bloeitijd: indeling naar maand en kleur (januari t/m december).
Bloeiwijzen.
Bijzondere en sierlijke vruchten:
Mannelijke en vrouwelijke planten;
Kleur, vorm en grootte van de vruchten.
Houttekeningen:
Vorm en draaiingen in stam en takken;
Kleur van de stam en takken.
De stam van een plataan heeft een bijzondere kleur.
N.b. Coniferen vormen onder de houtige gewassen vaak een apartegroep i.v.m. hun toepassing.De sierwaarde van deze planten vinden we o.a. terug in hun vorm(zuil-, bol-, treurvorm, bodembedekkend), kleur van naalden enschubben (blauw, bont, geel, grijs), houttekeningen in takken enstam.
Standplaatseisen:
Kalkrijke grond (minnend of verdragend).
Zure grond (minnend of verdragend).
Lichte, drogegrond (minnend of verdragend).
Zware klei (minnend of verdragend).
Zouthoudende grond (minnend of verdragend).
Vochtige grond (minnend of verdragend).
Vochtige en droge grond verdragend.
Schaduw (minnend of verdragend).
Halfschaduw (minnend of verdragend).
Zonnig (minnend of verdragend).
Gebruiksmogelijkheden:
Extreem stadsklimaat.
Industriegebieden.
Bodembedekkers.
Muurbekleding en dergelijke;
Klimplanten;
Leiplanten;
Slingerplanten.
Haagplanten:
Losgroeiend;
Strakgroeiend;
Hoogtes (vanaf 4,00 men hoger);
Architectonische hagen (bijvoorbeeld bloei, "ondoordringbaarheid" en bladverliezend).
Hoogstam bomen.
Solitairs:
Voorde kleine tuin;
Voor de grote tuin, openbaar groen en groepsbeplantingen.
Dekheesters.
Sterk-, snelgroeiende gewassen.
Park-enstraatbomen:
Groot-en kleinkronig;
Langzaamgroeiend;
Bijzondere bloei.
Gewassen voor autowegbeplantingen.
Windscherm.
Kuststreek.
Landschappelijke gebieden.
Bosplantsoen:
Tuin;
Landschappelijke beplantingen.
Rozen:
Botanische rozen;
Leirozen (klimrozen);
Stamrozen;
Struikrozen.
Rotstuinen.
Heidetuinen.
Vogels:
Vogelbeschermend;
Vogellokkend.
Planten voor bijen.
Geur.
Trekheesters.
Kuipbeplanting.
Bloemwerk.
Grafbeplanting
Bloemen voorde vaas.
Geluiddemping.
Schaduwgevende bomen.
Giftigheid.
Fruit:
Groot (bijvoorbeeld appel, peer);
Klein (bijvoorbeeld bes, aardbei);
Losgroeiende haagplanten;
Gewassen voor autowegbeplantingen;
Giftige planten;
Winterhardheid.
B Kruidachtig materiaal
Voor kruidachtig materiaal beschrijven we daarnaast de volgende specifieke gebruiksmogelijkheden waaruit een selectie gemaakt kan worden: