4.2 Het plan op transparant materiaal

Het schetsmatig plan ga je nu netjes op een tekening zetten: op deze tekening komen, zoals in een ontwerp wel het geval is, geen arceringen (opwerking van de tekening) voor. Deze tekening moet je, behalve netjes maken, ook voorzien van wetenschappelijke namen, hoeveelheden van planten, oppervlakten of lengten van plantvakken, plantverbanden en plantafstanden. Je probeert zo perfect mogelijk te werken: dit o.a. omdat de opdrachtgever dit exemplaar ontvangt en het bij de uitvoering van het plan belangrijk is.

Voor dit soort tekenwerk maak je gebruik van transparant tekenpapier. Dit papier kun je in verschillende diktes aanschaffen. Het iets dikkere papier is in gebruik vaak makkelijk: het scheurt bijvoorbeeld niet zo snel.

Afhankelijk van de grootte van het object en de schaal waarin je tekent, kies je voor een bepaalde maat papier. Denk hierbij aan de verschillende A-formaten zoals AO, A1, A2, A3, A4. Elke kopie van een tekening die groter is dan A4-formaat, wordt gevouwen tot ze de grootte van A4 heeft.

Na het vouwen moet het stempel (of onderhoek) van de tekening rechts onderaan zichtbaar zijn. (Stempel: hierin staan de gegevens over het project zoals naam, opdrachtgever, schaal, onderdeel, datum, naam tekenaar e.d.). Om een schetsmatig plan tot een definitief uitgewerkt plan op transparant papier te maken, kunnen we op bepaalde manieren te werk gaan.

Allereerst zet je het ontwerp (of schetsmatig beplantingsplan) zonder arceringen netjes op papier. Dit kan in dezelfde schaal als het ontwerp heeft. Soms zet je het beplantingsplan in verband met bijvoorbeeld duidelijkheid, in een andere schaal. (Bijvoorbeeld vergroten, dus heb je een andere schaal nodig.)

Daarna geef je op het transparant papier netjes de solitairs, plant-vakken, gazon e.d. uit de schets aan. Nu kun je gaan aangeven welke planten en hoeveel je op de daarvoor bestemde plaats gebruikt. Dit kun je als volgt doen:

1   Zet de wetenschappelijke naam en de aantallen van planten in het daarvoor bestemde vak, of bij 1, in de solitair.

2   Zet de wetenschappelijke naam en de aantallen van planten in het daarvoor bestemde vak. Geef daarnaast per plantvak aan waar de planten moeten staan.

3  Ook kun je de plantvakken e.d. voorzien van een code. Dit kan bijvoorbeeld een letter, cijfer of ander teken zijn.Naast de tekening geef je dan aan wat de codes betekenen, ofwel welke plant(en) bij een bepaalde code horen.

Op deze manieren zijn er vele varianten mogelijk. Zorg erin ieder geval voor dat het plan duidelijk en makkelijk leesbaar blijft voor iedereen.

Door bomen, solitairs en plantvakken van verschillende soorten codes te voorzien kun je op je plan al lijsten maken van de verschillende plantengroepen die je toepast. Bijvoorbeeld eerst de bomen, daarna de solitairs en daarna de overige plantvakken aangeven. Eén en ander is gemakkelijk bij het maken van de bestellijsten van de planten.

Doordat je het beplantingsplan op schaal tekent, kun je de oppervlaktes en groottes per plantvak steeds goed nagaan. Dit is erg belangrijk omdat je namelijk, naast het vermelden van de namen van de planten die je gebruikt, ook meteen het aantal planten per soort moet aangeven. Dit laatste is alleen mogelijk als je de oppervlakte of grootte van een plantvak weet.

En dan, los hiervan, een aparte "kop" plantverbanden.

Bijvoorbeeld:

Plantverbanden:

-     Alle heesters worden in verspreid verband geplant;

-     Rozen worden in drie rijen, in driehoeksverband geplant.

Als je bovenstaande gegevens met codes naast je tekening zet, maak je hiervoor een kolom die legenda heet.

Enkele regels bij de vermelding van namen e.d. op een beplantingsplan:

-     Gebruikwetenschappelijke namen;

-     Voor inheemse kruidachtige gewassen kun je de Nederlandse naam gebruiken;

-     Schrijf netjes en duidelijk. Dit kan bijvoorbeeld ook met een sjabloon (lettermal);

-     Algemeen: DUIDELIJK EN OVERZICHTELIJK.

Afwerken van de tekening:

Om het beplantingsplan, maak je een kader of rand. Dit kader wordt twee cm vanaf de snijrand gemaakt. Op één cm naar binnen toe vanaf kader noetdan de grens(lijn) getekend zijn. Denk ook aan het "stempel" rechts onderaan de tekening.

 

Het uitgewerkte beplantingsplan, met  de wetenschappelijke namen, aantallen, plaatsaanduiding, stempel, noordpijl en kaderlijn.