Sommige planten hebben zo'n typisch, eigen karakter, dat je er een speciale tuin (vaak omgeving gebonden) van maakt, of je reserveert er een bepaald deel van de tuin voor.
De rozentuin
Voorbeelden hiervan zijn:
De rozentuin
Meestal in een afgesloten tuin tegen bijvoorbeeld een groenblijvende achtergrond;
Vaakvakken in gazon of verharding;
Liefst in beschutte, maar toch open omgeving.
De bloementuin
Samentrekken van bloembeplanting, naar bijvoorbeeld bloeiseizoen;
Vaak bollen, vaste planten, heesters e.d. bij elkaar in verband met de aantrekkelijkheid buiten het bloeiseizoen.
De rotstuin
Gebruik van veel stenen;
Liefst in een tuin van eenvoudige vorm en karakter. Dit in verband met het drukke karakter van de rotstuin;
Extreme klimatologische en bodemkundige omstandigheden bijvoorbeeld extreme koude of hitte; kalkrijke bodem e.d.;
Hoogteverschillen aanpassen aan de omgeving;
Open, zonnige plaats metgoede omranding, omplanting;
Dooreen juiste verhoudingtussen stenen en planten, vormen de stenen de ondergrond voor de planten.
De wildeplantentuin
Op plaatsen waar oorspronkelijke, natuurlijke planten goed tot hun recht komen;
Op plaatsen met zeer geschikte groeivoorwaarden;
Om nadrukte leggen opafwijkende omstandigheden; bijvoorbeeld schaduw, droge- of natte grond;
Aangepastaan de plaatselijke begroeiing.
De moestuin
Soms in combinatie met siertuin;
Indeling; ligging wel of niet in het zicht;
Paden, kweekbak, waterput, composthoop.
De kruidentuin
Tegenwoordig voor keukenkruiden; vroeger in verband met de geneeskrachtige werking;
Liefst een zonnige, goed bereikbare plaats bij de keuken.
De fruittuin
Kleine hoeveelheden in combinatie met siertuin of moestuin;
Aparte, moderne fruittuin, met kleinfruit, bijvoorbeeld bessen en bomen als appel en peer;
Bijzonder geschikt in een landelijke omgeving.
De patio
Ook wel binnenhof of binnentuin;
Ommuurde tuin (schaduw);
Vaak een beschut klimaat, ligt het hele jaar in het oog, een eigen sfeer, omgeving.
De daktuin
Winderig door hoge open ligging;
Schermen met planten of ander materiaal;
Dakconstructie mede bepalend voor de beplanting in verband met het dragen van gewicht;
Mogelijkheden van complete beplanting tot bakken en potten.
Het balkon
Meestal werken met bakken en potten;
Beplanting vaak kruidachtige gewassen, een houtachtige solitair, klim- en/of leiplanten.
De border
Border is Engels voor rand; dus de rand (randbeplanting) vormt
de border van bijvoorbeeld de tuin;
Ligging t.o.v. het noorden; we zien de border graag in de zon;
Met veel soorten planten te beplanten, bijvoorbeeld heesters, vaste planten, coniferen en eventueel een enkele boom. Vaak zijn het in de praktijk echter vaste planten tegen bijvoorbeeld een achtergrond van heesters. Belangrijk bij de samenstelling zijn:Kleur van de bloemen, vorm van de bloemen of bloeiwijzen, hoogte van de plant of planten, duur van de bloei, tijdstip van de hoofdbloei, grondsoort.
De heidetuin
In bepaalde gebieden in Nederland met een kalkarme, voedselarme zand- of veengrond;