1.3 Karakter en stijl

Het karakter van iets aangeven, bijvoorbeeld van een plant, wordt als volgt omschreven: kenmerkende bijzonderheden tot een geheel samenvatten. De habitus van een plant is ook een stuk karakter. Zo kun je dus naar het karakter van een plant kijken, maar ook naar het karakter van een groep planten (tuin).

Je bent de termen natuurlijk en gecultiveerd al tegengekomen. Deze termen kun je ook weer bij karakter plaatsen. In een landelijke omgeving zal de beplanting een meer natuurlijk karakter hebben; terwijl als je in de stads- en dorpstuinen gaat kijken de beplanting een meer gecultiveerd karakter zal hebben, dat aangepast is aan de bebouwing. Karakter van omgeving, bebouwing en planten moet je dus op elkaar laten aansluiten. Je gaat bij een boerderij in een landelijk gebied dus niet puur "siergoed" gebruiken, omdat dit niet in die omgeving past.

Er wordt vaak gewerkt in een bepaalde stijl. Bijvoorbeeld barok, modern, romantiek, landschapsstijl. Zie voor meer informatie over deze stijlen: http://www.geschiedenisvandetuinkunst.nl/ Elke stijl heeft zijn eigen vorm en lijn. Deze vorm en lijn kom je duidelijk tegen in een ontwerp. Je moet deze door laten lopen, terug laten komen, in de beplanting. Bij een bepaalde stijl van een siertuin, hoort een beplanting met eenzelfde karakter. Bijvoorbeeld een boerderijtuin met Buxus-haagjes of Crataegushaagjes en een oud herenhuis met rosarium. 

 

Het fraaie rosarium van de koninklijke Abdij van Chaalis in Frankrijk.