Een mannetjeskonijn heet ram of rammelaar. Het vrouwtjeskonijn noemen we een voedster. Jonge konijnen worden lampreien genoemd. Konijnen zijn op een leeftijd van vier maanden geslachtsrijp. Dit betekent dat het dier zich kan voortplanten. De draagtijd van het konijn is ongeveer 30 dagen. Jonge konijnen worden kaal en blind geboren. Na tien dagen gaan de oogjes open en zijn ze behaard. Op een leeftijd van zes weken mogen ze gespeend worden (bij de moeder weg) en eventueel verkocht worden.
De eisprong bij voedsters vindt pas plaats ná de dekking. Hierdoor kan het konijn het gehele jaar gedekt worden. Voedsters verdedigen hun hok, hun territorium, heel goed. Ook de ram valt zij aan. Als je de voedster wilt laten dekken, moet je haar daarom altijd naar de ram brengen en niet omgekeerd. Je kunt ze ook samen in een vreemd hok zetten.
Na gemiddeld 31 dagen komen de jongen ter wereld. Omdat het nestblijvers zijn, zijn ze kaal, blind en doof bij de geboorte. Afhankelijk van de grootte van de voedster worden er zo’n 5 tot 8 jongen geboren. Na 8 tot 10 dagen gaan de ogen open. Als de jongen ongeveer 6 weken oud zijn kunnen ze gespeend worden. Dit betekent dat je de jongen bij de voedster weghaalt. Na ongeveer 4 maanden zijn de konijnen geslachtsrijp. Wacht echter met fokken tot de konijnen volledig uitgegroeid zijn, want pas dan zijn ze fokrijp. Nestvlieder: een jong wat sprekend op zijn ouders lijkt, het heeft al haar, de ogen open en loopt al door het hok/verblijf heen, bijvoorbeeld de cavia. Nestblijver: een jong wat kaal en blind wordt geboren en volledig afhankelijk is van zijn ouders, bijvoorbeeld een konijn of een muis.
In de afbeelding hierboven kun je zien hoe je bij een konijn kunt bepalen of het om een mannelijk of vrouwelijk dier gaat. Dus of je een ram(melaar) of een voedster hebt.