Ongewervelde dieren

Ongewervelde dieren

Hebben geen botten in hun rug

Het dierenrijk kun je verdelen in twee grote groepen. De gewervelde en de ongewervelde dieren. De ongewervelde dieren hebben geen botten (wervels) in de rug, de gewervelde wel.

Je kunt de ongewervelde dieren indelen in een aantal afdelingen. Dit doe je door naar bepaalde kenmerken te kijken. Een van de kenmerken is een symmetrische bouw. Symmetrisch wil zeggen dat je een dier in twee helften kunt verdelen die elkaars spiegelbeeld zijn. Als dat op een manier kan, spreek je over tweezijdig symmetrisch. Kan dat op meer manieren dan spreek je over veelzijdig symmetrisch.

sponzen sponzen

Een levende natuurspons heeft water nodig omdat het voedsel bevat. Dit voedsel filtert de spons door het het water in en uit te laten stromen. Je kunt een spons niet verdelen in twee helften die elkaars spiegelbeeld zijn. Daarom is het een niet-symmetrisch dier.

 

Kwal


Holtedieren
Holtedieren zijn veelzijdig symmetrisch en hebben geen skelet. Ze bestaan uit verschillende cellen en vangen hun prooi met tentakels. De zeeanemoon en de kwal zijn voorbeelden van holtedieren.


Platwormen
Platwormen hebben een lang en dun lichaam zonder skelet. Het lichaam is in dwarsdoorsnede plat en bestaat uit aan elkaar vastzittende platte stukjes die we segmenten noemen. Een voorbeeld van een platworm is een lintworm. Lintwormen leven als parasieten in darmen van veel zoogdieren. De lintworm dankt zijn naam aan zijn uiterlijk, hij lijkt op een lint.
Regenworm

Rondwormen
Rondwormen hebben een lang en dun lichaam zonder skelet. Het lichaam van de rondworm is in dwarsdoorsnede rond. Een voorbeeld van een rondworm is de spoelworm. Veel rondwormen leven net als lintwormen als parasieten in de darmen van dieren en soms ook mensen. Rondwormen bestaan niet uit segmenten.

Ringwormen
Ringwormen hebben een lang en dun lichaam zonder skelet. Het lichaam lijkt opgebouwd uit ringen. Een voorbeeld een ringworm is de regenworm. Bij het kruipen over de grond veranderen de ringen van vorm; borsteltjes zorgen ervoor dat de worm niet terugglijdt.

 

 


Weekdieren
Weekdieren hebben een tweezijdig symmetrisch lichaam. Meestal hebben ze een schelp of huisje als skelet. De schelp bevat twee kleppen; binnen deze kleppen zit een week lichaam. Hier komt de naam weekdier vandaan. Een voorbeeld van een weekdier met een schelp is b.v. een mossel of een slak heeft een huisje. Een inktvis is een bijzonder weekdier. Deze heeft een inwendige schelp: de meerschuim.

 Zeester

Stekelhuidigen
Stekelhuidigen hebben een veelzijdig symmetrisch lichaam. De huid is bedekt met stekels of knobbels. Die stekels en knobbels zijn stevig en van kalk. Je noemt dat een uitwendig skelet. Voorbeelden van stekelhuidigen zijn: zeester en zee-egel. De zee-egel leeft op de bodem van de zee en heeft een kalkskelet. De zee-egel heeft scherpe stekels alle kanten op staan. Zeesterren hebben vijf armen met rijen zuignapjes aan de onderkant zitten.

Geleedpotigen
Geleedpotigen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een uitwendig skelet. Dit skelet noemen we een pantser. Hun naam danken de geleedpotigen aan hun poten die uit aparte onderdelen bestaan; uit leden. De afdeling van de geleedpotigen kun je weer onderverdelen in vier groepen: duizendpoten, kreeftachtigen, spinachtigen en insecten.

 Kreeft