Name:     ID: 
 
Email: 

Toets 3 Chemie 1000 H1-5

 

 1 

’n suikeroplossing is: I kleurloos, II doorzichtig.
Wat is het meest juist?
A
beide, maar I is vollediger
C
beide even juist
B
beide, maar II is vollediger
D
beide kunnen niet tegelijk juist zijn
 

 2 

’n Brander heeft ’n stille blauwe vlam als
A
de gastoevoer half open is.
C
de luchttoevoer gedeeltelijk open is.
B
de gastoevoer helemaal open is
D
de luchttoevoer gesloten is
 

 3 

Petra wil een brander aansteken. Welke schroe(f)(ven) op de brander: luchtregeling (I) en/of gasregeling (II) moet(en) dan open staan voor ze een lucifer aansteekt?
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 4 

Als je inkt onderzoekt met papierchromatografie is er sprake van ... ontleding(1) of scheiding(2) van een zuivere stof(3) of mengsel(4). Wat is juist?
A
(1) en (3)
C
(2) en (3)
B
(1) en (4)
D
(2) en (4)
 

 5 

Chemische reactie treden op:
I  in je lichaam als je gegeten hebt.
II bij chromatografie.         
Wat is juist?
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 6 

mc006-1.jpg
Het proces, dat bij III tijdens de destillatie plaatsvindt heet ..(1). Het koelwater moet geleid worden in de richting van ..(2).
A
(1) condensatie (2) van I naar II
C
(1) verdamping (2) van I naar II
B
(1) condensatie (2) van II naar I
D
(1) verdamping (2) van II naar I
 

 7 

Annelies schudt gemalen pinda's met een vloeistof waarin de olie uit de pinda's oplost. Die scheidingsmethode noemt men
A
Destillatie
C
Extractie
B
Filtratie
D
chromatografie
 

 8 

Het bakken van een ei is:
A
geen chemische reactie 
C
een exotherme chemische reactie
B
een chemische reactie 
D
een endotherme chemische reactie
 

 9 

Er is sprake van (een) endotherme reactie(s) wanneer
I    aardgas met lucht reageert in een brander.
II  stof D bij verhitten uiteen valt in stof E en F.
III de temperatuur daalt als stof X wordt omgezet in Y en Z.
A
I.
C
I en II
B
II en III
D
zowel I, II als III
 

 10 

Bij een exotherme reactie van A en B:
1. Is het soms belangrijk om A en B in begin even te verwarmen.
2. Is het belangrijk A en B voortdurend te verwarmen. 
3. Wordt door de reactie warmte aan de  omgeving afgestaan.
4. Meet je vaak ’n temperatuursdaling.
Wat is juist?
A
1, 3, 4
C
1, 3
B
2, 4
D
2, 3
 

 11 

Dries voert de proef van P en Q uit, maar hij vergist zich. Hij moest 10 ml van de oplossing P nemen en daar steeds 2 ml Q bij voegen. Maar hij heeft 10 ml Q genomen en daar steeds 2 ml P bij gedaan. Zal de temperatuurgrafiek bij zijn proef ook een knik vertonen met eerst een stijging en daarna een daling?
A
Ja
C
Nee, geen knik alléén een daling.
B
Nee, geen knik alléén een stijging
D
Nee, eerst een daling en daarna een stijging.
 

 12 

Angela wrijft malachiet krachtig in een mortier.
John doet hetzelfde. Angela schrijft op:
1 Het groene malachiet verdwijnt en
2  er ontstaat een zwarte stof.
John schrijft op:
3 Het groene malachiet wordt zwart.
Wat is juist én volledig?
A
1 en 2
C
1, 2 en 3
B
2 en 3
D
alleen 2
 

 13 

Bij welke van onderstaande proeven is sprake van een chemische reactie?
I
: Een mengsel van twee stoffen wordt verhit.
Hierbij ontstaat één stof.
II: Een zuivere stof wordt verhit.
Hierbij  ontstaan twee stoffen.
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 14 

Marthe doet drie proeven.
Zij gebruikt zes oplossingen: A, B, C, D, E en F.
Oplossing A is rood, B is geel en alle andere zijn kleurloos.
Hieronder staan de drie proeven met resultaten:

   ?  + ?     Er Ontstaat       Temp.verandering
1  A + B   Oranje oplossing        stijgt
2  C + D   Oranje oplossing        geen      
3  E + F    Kleurloze oplossing    daalt
Bij welke proeven treedt zeker een reactie op?
A
1
C
2 + 3
B
1 + 2
D
1 + 2 + 3
 

 15 

Het aantal moleculen  in 7 gram tenoriet is P.
Hoeveel moleculen malachiet moet je daarvoor verhitten?
A
2 P
C
1 P
B
1/2 P
D
3 P
 

 16 

bekijk onderstaande schema’s. Welke is juist?
I VerenigingsreactiesII Ontledingsreacties
mc016-1.jpgmc016-2.jpg
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 17 

In het onderstaande botsingsschema stellen X,Y en Z zuivere stoffen voor:
molecuul Z

       molecuul Y
mc017-1.jpg
molecuul X
Welke van de drie stoffen X, Y en Z is zeker een ontleedbare stof?
A
alleen X
C
Zowel X als Y en Z
B
geen enkele
D
alleen Y en Z
 

 18 

aantal mg tenoriet    
aantal mg malachiet
  
= 0,7
 
De groep van Pieter moet precies 7,0  gram tenoriet bereiden. Hoeveel gram malachiet moeten ze verhitten?
A
4,9
C
0,1
B
10,0
D
6,3
 

 19 

Magnesium en zwavel reageren in de massaverhouding 3 : 4.
Toon laat 6,0 gram magnesium reageren met 9,0 gram zwavel.
Wat is juist?
I  Er blijft alleen magnesium over
II
Er blijft alleen zwavel over.
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 20 

Nienke verhit 12,7 g koper op een schaaltje, het koper reageert daarbij met zuurstof uit de lucht. Nienke blijft het schaaltje wegen tot dat de massa niet meer verandert: 15,9 g.
Welke stof(fen)  bevond(en) zich op de balans toen de massa nog 14,0 gram was?
A
koper en zwarte stof
C
alleen zwarte stof
B
zwarte stof en zuurstof
D
aleen koper
 

 21 

I Thermolyse is een manier om een mengsel te scheiden
II Bij een ontledingsreactie ontstaat uit één zuivere stof twee of meer stoffen
Welke bewering is juist?
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 22 

Ina wil het zuurstof % van gewone lucht bepalen op dezelfde manier als wij dat gedaan hebben. Zij vindt een percentage lager dan 20%. De reden kan zijn dat:
I   er een lek in het apparaat zit, waardoor lucht is ontsnapt.
II  ze het door warmte uitgezette lucht-overblijfsel geen kans gegeven heeft af te koelen.
Wat is juist?
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 23 

Wat is juist?
I   Met de gasspuit-opstelling van meneer Saebu kan Ina het  zuurstof % bepalen van gasmengsels, die voor 100% of bijna 100%  uit zuurstof bestaan.
II In deze gasspuit-opstelling moet Ina overmaat lucht gebruiken.
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 24 

Wat is juist? (Ina gebruikt de gasspuit-opstelling)
I  Ina vindt een zuurstof % hoger dan 20% als zij te vroeg met de proef stopt, zodat niet alle zuurstof kan reageren.
II Hoe groter de volumeafname, hoe hoger het zuurstof %.           
A
I
C
beide
B
II
D
geen van beide
 

 25 

Als bij de ontleding van a kg ijzeroxide 20 kg ijzer onstaat, dan geldt voor a:
A
a is kleiner dan 20 kg
C
a is groter dan 20 kg
B
a is 20 kg
D
niet voldoende gegevens
 

 26 

Bauxiet bevat de grondstof aluminiumoxide.
Uit 2500 ton bauxiet kun je 1250 ton aluminiumoxide maken. Bereken het massapercentage aluminiumoxide in bauxiet.
A
Tip: 1 ton = 1000 kg
B
.
 

 

 27 

Water kun je op 2 manieren ontleden, m.b.v. stroom en door het zo erg te verhitten dat het uit elkaar valt in waterstof en zuurstof
a)Hoe noemen we deze ontleding?

b)Teken het reactie (botsings) schema van deze reactie.



Gegeven: Je laat 1.0 g waterstof reageren met 8.0 g zuurstof, dan ontstaat er alleen water.
c) Als 45 g waterstof reageert met 170 g zuurstof hoeveel g water ontstaat er dan?


d) is er een stof in overmaat? Leg uit.
 

 28 

Dirk schenkt een oplossing van stof L bij een oplossing van stof K. Er vindt een chemische reactie plaats. De nieuwe stof M lost, net als L en K, op in water. Bij samenvoegen is een overmaat L gebruikt.
a)      Wat gebeurt er tijdens de reactie met het totaal aantal moleculen, leg goed uit.


b)      Uit welke molecuulsoorten bestaat de gehele oplossing die Dirk na afloop van de chemische reactie heeft verkregen? Leg goed uit.


c)      Welke van de 3 stoffen is zeker ontleedbaar en waarom?
 

 29 

Je hebt een mengsel van zand en zout water.
a) Leg stap voor stap uit hoe je het zand, zout en  water kunt scheiden.

b) Benoem steeds welke scheidingsmethode je gebruikt en waarom je deze gebruikt
 



 
         Start Over