|
|
1
|
’n suikeroplossing is:
I kleurloos, II
doorzichtig. Wat is het meest juist?
A | beide, maar I is vollediger
| C | beide even juist
| B | beide, maar II is vollediger
| D | beide kunnen niet tegelijk juist zijn
|
|
|
2
|
’n Brander heeft ’n
stille blauwe vlam als
A | de gastoevoer half open
is. | C | de luchttoevoer gedeeltelijk open
is. | B | de gastoevoer helemaal open
is | D | de luchttoevoer gesloten
is |
|
|
3
|
Petra wil een brander
aansteken. Welke schroe(f)(ven) op de brander: luchtregeling (I) en/of gasregeling (II) moet(en) dan open
staan voor ze een lucifer aansteekt?
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
4
|
Als je inkt onderzoekt met
papierchromatografie is er sprake van ... ontleding(1) of scheiding(2) van een zuivere stof(3) of
mengsel(4). Wat is juist?
A | (1) en
(3) | C | (2) en
(3) | B | (1) en
(4) | D | (2) en (4) |
|
|
5
|
Chemische reactie treden
op: I in je lichaam
als je gegeten hebt. II bij
chromatografie. Wat is
juist?
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
6
|
 Het proces, dat
bij III tijdens de destillatie plaatsvindt heet ..(1). Het koelwater moet geleid worden in de
richting van ..(2).
A | (1) condensatie (2) van I naar
II | C | (1) verdamping (2) van I naar
II | B | (1) condensatie (2) van II naar
I | D | (1) verdamping (2) van II naar
I |
|
|
7
|
Annelies schudt gemalen
pinda's met een vloeistof waarin de olie uit de pinda's oplost. Die scheidingsmethode noemt
men
A | Destillatie | C | Extractie | B | Filtratie | D | chromatografie |
|
|
8
|
Het bakken van een ei
is:
A | geen chemische reactie
| C | een exotherme chemische reactie
| B | een chemische reactie
| D | een endotherme chemische reactie
|
|
|
9
|
Er is sprake van (een)
endotherme reactie(s) wanneer I aardgas met lucht reageert in een
brander. II stof D bij verhitten uiteen valt in stof E en F.
III de
temperatuur daalt als stof X wordt omgezet in Y en Z.
A | I. | C | I en II | B | II en III | D | zowel I, II als III |
|
|
10
|
Bij een exotherme reactie
van A en B:
1. Is
het soms belangrijk om A en B in begin even te verwarmen.
2. Is het belangrijk A en B voortdurend te
verwarmen.
3. Wordt
door de reactie warmte aan de omgeving afgestaan. 4. Meet je vaak ’n
temperatuursdaling.
Wat is juist?
|
|
11
|
Dries voert de proef van P en Q
uit, maar hij vergist zich. Hij moest 10 ml van de oplossing P nemen en daar steeds 2 ml Q bij
voegen. Maar hij heeft 10 ml Q genomen en daar steeds 2 ml P bij gedaan. Zal de temperatuurgrafiek
bij zijn proef ook een knik vertonen met eerst een stijging en daarna een daling?
A | Ja | C | Nee, geen knik alléén een daling.
| B | Nee, geen knik alléén een
stijging | D | Nee, eerst een daling en daarna een
stijging. |
|
|
12
|
Angela wrijft malachiet
krachtig in een mortier. John doet hetzelfde. Angela schrijft op: 1 Het groene malachiet verdwijnt
en 2 er ontstaat een zwarte stof. John schrijft op: 3 Het groene
malachiet wordt zwart. Wat is juist én volledig?
A | 1 en 2 | C | 1, 2 en 3 | B | 2 en 3 | D | alleen 2 |
|
|
13
|
Bij welke van onderstaande proeven is sprake van een chemische
reactie? I: Een
mengsel van twee stoffen wordt verhit. Hierbij ontstaat één stof. II:
Een zuivere stof wordt verhit. Hierbij ontstaan twee
stoffen.
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
14
|
Marthe doet drie proeven.
Zij gebruikt zes oplossingen: A, B, C, D, E en F. Oplossing A is rood, B is geel en alle andere zijn kleurloos. Hieronder
staan de drie proeven met resultaten:
? + ? Er
Ontstaat Temp.verandering 1 A + B Oranje oplossing
stijgt 2 C + D Oranje oplossing
geen 3 E + F Kleurloze
oplossing daalt Bij welke proeven treedt zeker een reactie
op?
|
|
15
|
Het aantal moleculen in 7
gram tenoriet is P. Hoeveel moleculen malachiet moet je daarvoor
verhitten?
|
|
16
|
bekijk onderstaande
schema’s. Welke is juist?
I Verenigingsreacties | II
Ontledingsreacties |  |  | | |
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
17
|
In het onderstaande
botsingsschema stellen X,Y en Z zuivere stoffen voor:
molecuul Z
molecuul Y |  | molecuul X | | | | Welke van de drie stoffen X, Y en Z is zeker een ontleedbare
stof?
A | alleen
X | C | Zowel X als Y en
Z | B | geen
enkele | D | alleen Y en
Z |
|
|
18
|
aantal mg tenoriet
aantal mg
malachiet | | | = 0,7 | | | | | De
groep van Pieter moet precies 7,0 gram tenoriet bereiden. Hoeveel gram malachiet moeten ze
verhitten?
|
|
19
|
Magnesium en zwavel reageren in
de massaverhouding 3 : 4. Toon laat 6,0 gram magnesium reageren met 9,0 gram zwavel.
Wat is
juist? I Er blijft alleen magnesium over II Er blijft alleen zwavel
over.
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
20
|
Nienke verhit 12,7 g koper op
een schaaltje, het koper reageert daarbij met zuurstof uit de lucht. Nienke blijft het schaaltje
wegen tot dat de massa niet meer verandert: 15,9 g. Welke stof(fen) bevond(en) zich op de
balans toen de massa nog 14,0 gram was?
A | koper en zwarte
stof | C | alleen zwarte
stof | B | zwarte stof en zuurstof | D | aleen koper |
|
|
21
|
I Thermolyse is een manier om een mengsel te
scheiden II Bij een ontledingsreactie ontstaat uit één zuivere stof twee of meer
stoffen Welke bewering is juist?
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
22
|
Ina wil het zuurstof % van
gewone lucht bepalen op dezelfde manier als wij dat gedaan hebben. Zij vindt een percentage lager dan
20%. De reden kan zijn dat: I er een lek in het apparaat zit, waardoor lucht is
ontsnapt. II ze het door warmte uitgezette lucht-overblijfsel geen kans gegeven heeft
af te koelen. Wat is juist?
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
23
|
Wat is
juist? I Met
de gasspuit-opstelling van meneer Saebu kan Ina het zuurstof % bepalen van gasmengsels, die
voor 100% of bijna 100% uit zuurstof bestaan. II In deze gasspuit-opstelling moet
Ina overmaat lucht gebruiken.
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
24
|
Wat is juist?
(Ina gebruikt de
gasspuit-opstelling) I Ina vindt een zuurstof % hoger dan 20% als zij te vroeg met de
proef stopt, zodat niet alle zuurstof kan reageren. II Hoe groter de volumeafname, hoe
hoger het zuurstof %.
A | I | C | beide | B | II | D | geen van beide |
|
|
25
|
Als bij de ontleding van a kg
ijzeroxide 20 kg ijzer onstaat, dan geldt voor a:
A | a is kleiner dan 20
kg | C | a is groter dan 20
kg | B | a is 20
kg | D | niet voldoende
gegevens |
|
|
26
|
Bauxiet bevat de grondstof
aluminiumoxide. Uit 2500 ton bauxiet kun je 1250 ton aluminiumoxide maken. Bereken het
massapercentage aluminiumoxide in bauxiet.
|
|
|
27
|
Water kun je op 2 manieren
ontleden, m.b.v. stroom en door het zo erg te verhitten dat het uit elkaar valt in waterstof en
zuurstof a)Hoe noemen we deze ontleding?
b)Teken het reactie (botsings) schema van deze
reactie.
Gegeven: Je
laat 1.0 g waterstof reageren met 8.0 g zuurstof, dan ontstaat er alleen water. c) Als 45 g
waterstof reageert met 170 g zuurstof hoeveel g water ontstaat er dan?
d) is er een stof
in overmaat? Leg uit.
|
|
28
|
Dirk schenkt een oplossing van
stof L bij een oplossing van stof K. Er vindt een chemische reactie plaats. De nieuwe stof M lost,
net als L en K, op in water. Bij samenvoegen is een overmaat L gebruikt.
a) Wat gebeurt er tijdens de reactie met het
totaal aantal moleculen, leg goed uit.
b) Uit welke
molecuulsoorten bestaat de gehele oplossing die Dirk na afloop van de chemische reactie heeft
verkregen? Leg goed uit.
c) Welke van de 3 stoffen is zeker
ontleedbaar en waarom?
|
|
29
|
Je hebt een mengsel van zand en
zout water. a) Leg stap voor stap uit hoe je het zand, zout en water kunt scheiden.
b) Benoem steeds welke scheidingsmethode je gebruikt en waarom je deze
gebruikt
|