Toetsvragen:
Vraag 1. Door wie werd tsaar Alexander III in 1894 opgevolgd?
Vraag 2: Wat betekent het woord "Mensjewieken"?
Vraag 3: Wat is een democratie?
Vraag 4: Wie was de leider van de Mensjewieken?
Vraag 5: Hoorde Lenin bij de Mensjewieken of Bolsjewieken?
Vraag 6: Wat was de directe aanleiding voor de eerste revolutie?
Vraag 7: Wat is de "Doema"?
Vraag 8: Tegen wie kwam de Russische bevolking in 1917 in opstand?
Vraag 9: Wie was de opvolger van Nicolaas II?
Vraag 10: Wat betekent het woord "Sovjet"?
Vraag 11: Waarom hielp Duitsland Lenin aan de macht?
Vraag 12: Wat waren de aprilstellingen?
Vraag 13: Wie werd de nieuwe leider van de Sovjet-Unie?