Uitleg van de begrippen.
o.t.t. = onvoltooid tegenwoordige tijd.
ik-vorm = eerste persoon enkelvoud = stam
hij-vorm = derde persoon enkelvoud = stam + t
wij-vorm = hele werkwoord = infinitief = woordenboekvorm
De tweede persoon enkelvoud is: jij en u.
o.v.t. = onvoltooid verleden tijd.
zwakke werkwoorden: krijgen –te(n) of –de(n)
sterke werkwoorden: veranderen van klank
Voltooid deelwoord = het voltooid deelwoord begint vaak met het voorvoegsel ge-, behalve woorden die al beginnen met de voorvoegsels: be-, ver- of ont-.
vb. gelopen, gewerkt, beantwoord, vergeten.
Bij het voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord van de voltooide tijd.
Vb.
Ik heb gelopen.
Hij heeft gewerkt.
Ik had de brief beantwoord.
Wij waren de afspraak vergeten.
v.t.t. = voltooid tegenwoordige tijd
In deze zin staat een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord van de voltooide tijd in de tegenwoordige tijd.
vb.
Ik heb gelopen.
v.v.t. = voltooid verleden tijd
In deze zin staat een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord van de voltooide tijd in de verleden tijd.
vb.
Ik had geholpen.
Gebiedende wijs = een bevel of gebod.
vb.
Maak je huiswerk!
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord = het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandige naamwoord.
vb.
De gelopen route.
De gewerkte uren.
Onvoltooid deelwoord
vb.
Hij ging lopend naar huis.