Het voltooid deelwoord hoort bij de persoonsvorm. De persoonsvorm en het voltooid deelwoord samen vormen het werkwoordelijk gezegde.
vb.
Piet heeft de band geplakt.
heeft is de persoonsvorm, geplakt is het voltooid deelwoord.
Hij is vandaag verhuisd.
is is de persoonsvorm, verhuisd is het voltooid deelwoord.
Hoe herken je het voltooid deelwoord?
Het voltooid deelwoord begint vaak (maar niet altijd) met ge-. Uitzonderingen zijn woorden die beginnen met: be-, ver-, of ont-.
Bij het voltooid deelwoord staat altijd een ander werkwoord (de persoonsvorm), vaak is dit een vorm van zijn, hebben, of worden.
ik ben | ik heb | ik word |
hij is | hij heeft | hij wordt |
wij zijn | wij hebben | wij worden |
ik was | ik had | ik werd |
hij was | hij had | hij werd |
wij waren | wij hadden | wij werden |
Deze werkwoorden noemen we hulpwerkwoorden van de voltooide tijd.
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Het voltooid deelwoord dat hoort bij een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.
- Maak het woord langer en je hoort het.
- Gebruik de regel van 't sexy fokschaap. Kijk hiervoor bij de uitleg van de zwakke werkwoorden in het enkelvoud.
Zwakke werkwoorden die in de verleden tijd -de(n) krijgen, krijgen als voltooid deelwoord een -d.
Zwakke werkwoorden die in de verleden tijd -te(n) krijgen, krijgen als voltooid deelwoord een -t.
vb.
Hij heeft hard gewerkt. --> verleden tijd is: werkte.
Joris heeft een mooie boom getekend. --> verleden tijd is: tekende.
Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en.
vb.
Jan heeft een brief geschreven.
Miep heeft hard gelopen.
http://www.spellingjuf.nl/filmpje8.html
http://www.spellingjuf.nl/filmpje9.html