Vragen en opdrachten
1 Is er veel verschil in intensiviteit tussen de drie bedrijven? Geef van 2 kengetallen de cijfers om je antwoord te motiveren.
2 Vul de volgende tabel verder in voor de drie bedrijven (per 100kg melk FPCM: gecorrigeerd voor vet% en eiwit%).
|
gemiddeld |
minimaal |
maximaal |
Jansen |
Karelsen |
Pietersen |
Toegerekende kosten |
11,72 |
9,83 |
13,94 |
|
|
|
Niet-toegerekende kosten |
13,24 |
9,15 |
17,20 |
|
|
|
Totale kosten |
xxx |
xxx |
xxx |
|
|
|
% toegerekend kosten |
xxx |
xxx |
xxx |
|
|
|
% niet-toegerekende kosten |
xxx |
xxx |
xxx |
|
|
|
3 Geef je conclusies.
4 Noem 3 argumenten waardoor niet-toegerekende kosten op het ene bedrijf lager zijn dan op het andere bedrijf.
5 Hoe snel kun je toegerekende kosten verlagen?
6 Hoe snel kun je niet-toegerekende kosten verlagen?
7 Noem 3 voorbeelden van immateriële vaste activa.
8 Wat is het beste kengetal om te gebruiken bij externe bedrijfsvergelijking: "kostprijs per 100 kg melk" of "kostprijs per 100 kg melk FPCM" (gecorrigeerd voor vet% en eiwit%)? Waarom?
9 Wat is de belangrijkste reden dat Pietersen het hoogste resultaat per 100 kg melk FPCM heeft?
10 Noem 2 argumenten waarom Jansen en Karelsen toch investeren in melkquotum (het verlaagt het inkomen toch!)?
11 Waarom zal Pietersen waarschijnlijk voorlopig niet zo veel meer investeren in melkquotum?
12 De gegevens in de tabel zijn verzameld vanuit een fiscaal rapport. Welke gegevens van de niet-toegere-kende kosten ontbreken om een goede vergelijking te kunnen maken van de niet-toegerekende kosten?
13 De bewerkingskosten bestaan uit arbeid, loonwerk en kosten van machines en werktuigen. De volgende aanvullingen zijn gegeven:
|
Jansen |
Karelsen |
Pietersen |
Loonwerk |
10.000 |
15.000 |
5.000 |
aantal V.A.K. |
1,1 |
1,2 |
1,4 |
kosten / V.A.K. |
42.000 |
42.000 |
42.000 |
Vul nu de volgende tabel verder in en geef daarna je conclusie.
|
Jansen |
Karelsen |
Pietersen |
totale bewerkingskosten |
|
|
|
bewerkingskosten / 100 kg melk FPCM |
|
|
|
Beantwoord onderstaande vragen zonder rekening te houden met Minas, te betalen belasting, financiering, etc.
14 Bedrijf Jansen koopt 40.000 kg quotum bij (4,31% vet en 3,41% eiwit) voor € 70.960 (€ 0,40 per %vet). De afschrijving gebeurt in 8 jaar en de rentevoet is 5%.
a Wat zijn de gemiddelde jaarlijkse kosten van het gekochte quotum totaal?
b Wat zijn de gemiddelde jaarlijkse kosten van het gekochte quotum per 100 kg melk FPCM?
c Hoe hoog worden de totale kosten van onroerende zaken na aankoop?
d Hoe hoog worden de totale kosten van onroerende zaken na aankoop per 100 kg melk FPCM?
e Hoe hoog waren de totale kosten van onroerende zaken vooraf per 100 kg melk FPCM?
f Beantwoord dezelfde 2 vragen als in vraag d) voor de onderdelen machines, werktuigen en inventaris en algemene kosten.
g Wat is het totale effect van de vragen 14b), 14d) en 14e)?
opdracht 2
Oefentoets sterktezwakteanalyse
Vragen a1 t/m b30 zijn algemene vragen
Vragen b1 t/m b5 gaan over varkens
tussen haakjes het te behalen punten per vraag
a1 (2)
Waarop moeten beslissingen, die een ondernemer neemt, gericht zijn?
A2 (2)
Waarom is kritiek belangrijk? Waarop moet deze kritiek gericht zijn?
A3 (2)
In welke 3 gebieden is het agrarisch ondernemerschap te verdelen?
a4 (4)
Waarom is er geen kant en klaar recept voor goed ondernemerschap?