Afwijkend gedrag
'Elke gek zijn gebrek' wordt wel eens gezegd. Maar wat is gek? Je bent pas gek als je afwijkt van het gemiddelde.
Afwijkend gedrag ontstaat niet zomaar. Bijna altijd is er een oorzaak aan te wijzen. Vaak is er al in een heel vroeg stadium iets mis gegaan. Mannetjes van bijvoorbeeld cavia's, honden en katten, die geïsoleerd zijn opgegroeid, gedragen zich seksueel niet normaal. Zij hebben in hun opvoeding de noodzakelijke prikkels gemist om normaal gedrag aan te leren. Het seksuele gedrag van deze dieren is in de regel blijvend verstoord. We noemen het daarmee afwijkend gedrag, omdat het afwijkt van wat een hond of een cavia normaal gesproken doet.
Afwijkend gedrag kan ook ontstaan door een overmaat of juist een tekort aan prikkels. Dieren gaan dan dingen doen die op het oog zinloos lijken. Het vertoonde gedrag is wel normaal, maar niet in die situatie. Of ze herhalen een bepaald gedrag eindeloos. De gedraging zelf is niet abnormaal, maar de eindeloze herhaling ervan is dat wel. Bij een tekort aan prikkels uit de omgeving gaan dieren vaak stereotiep gedrag vertonen. Je zou dat een soort reactie op verveling of het verdrijven van verveling kunnen noemen.
Bij een overmaat aan prikkels uit de omgeving vertonen dieren soms ook afwijkend gedrag. Ze weten even niet wat ze moeten doen en gaan maar urineren of heen en weer lopen. Als tijgers de verzorgers met het voer horen komen, weten ze van opwinding niet wat ze moeten doen en gaan heen en weer lopen ofwel pacing.
Stereotiep gedrag
Een duidelijke oorzaak van afwijkend gedrag ligt in de onmogelijkheid tot het uiten van normaal gedrag. Vaak maakt een slechte huisvesting normaal gedrag onmogelijk. Denk maar aan veel dierentuindieren die veel te klein behuisd zijn, of fokzeugen die aangebonden staan. Het afwijkende gedrag dat zulke dieren vertonen, ontstaat uit frustratie en onbehagen met de situatie.
Van aangebonden zeugen is bijvoorbeeld bekend, dat op het moment van aanbinden de hartslag oploopt tot tegen de 200 slagen per minuut. Een duidelijker bewijs van stress is nauwelijks te leveren. Het dier gaat die stress te lijf door afwijkend gedrag te vertonen: stangbijten, kop slingeren, tanden knarsen, weven en andere rare gedragingen die wel binnen de beperkte mogelijkheden liggen. Deze gedragingen worden routinematig herhaald en men noemt dit afwijkend gedrag ook wel stereotiep gedrag.
Tijdens dat herhaald uitvoeren van het afwijkend gedrag maakt het dier een verdovende stof die endorfine heet. Endorfine lijkt op morfine en dat is een zeer verslavende stof. De zeug raakt zo, via de endorfine, verslaafd aan het stereotiep gedrag.
Als er veel afwijkend of stereotiep gedrag voorkomt, is dat een duidelijke aanwijzing dat het welzijn geschaad wordt.
Gelukkig groeit het besef dat het welzijn van dieren toch heel belangrijk is, ook voor het uiteindelijke doel waarvoor ze gehouden worden. Er wordt dan ook veel gedaan, onder andere aan de huisvesting, om het natuurlijke gedrag van de dieren mogelijk te maken. In dierentuinen bijvoorbeeld zie je dat dieren zo veel mogelijk in een meer natuurlijke leefomgeving gehouden worden.
Gestoord gedrag
Als stereotiep gedrag zich langdurig voordoet (dus als de verzorger niet ingrijpt), ontstaat er een situatie die onomkeerbaar wordt. Het dier raakt via de endorfine verslaafd aan zijn afwijkende gedrag. Afkicken is in de regel niet of vrijwel niet mogelijk. Vormen van gestoord gedrag zijn het zichzelf kaal plukken van papagaai- achtigen, het 'weven' bij varkens, het ijsberen van ijsberen. Deze dieren zijn letterlijk gestoord.
Conflictgedrag
Conflictgedrag ontstaat door een overmaat aan prikkels. Een dier vertoont dan gedrag dat op zich niet onlogisch
is, maar dat niet bij die situatie past. Een voorbeeld van conflictgedrag is overspronggedrag. Een voorbeeld van overspronggedrag is het voerpikken van hanen tijdens onderlinge gevechten. De haan heeft geen honger, maar weet even niet wat hij met al die prikkels van buitenaf moet doen. Ook het zandhappen bij stekelbaarsjes
is een vorm van overspronggedrag. Stekelbaarsjes happen bij het verdedigen van hun territorium naar zand
op de bodem. Normaal doet een stekelbaarsje dat bij het maken van een nest. Ook bij mensen komt oversprong- gedrag voor, denk maar aan het achter je oren krabben als je het even niet weet. Je hebt dan echt geen jeuk!
Overspronggedrag komt heel veel voor. Het zijn vaak nutteloze handelingen die worden verricht. Het ontstaat vaak op de grens tussen het ene en het andere wel nuttige gedrag, op de grens tussen vluchten of aanvallen bijvoorbeeld. Ook na scholing van gedrag komt het voor bijvoorbeeld bij de hond op de grens tussen gehoorzaam zijn aan de baas en komen of toch nog even ruiken en een geurmerk plaatsen. Zo'n hond gaat dan bijvoorbeeld gapen of kijkt ineens de lucht in. Het dier weet zo gauw niet wat het zal doen en laat overspronggedrag zien.
Omgericht gedrag
Een dier zal een soortgenoot niet zomaar beschadigen. Als er een conflict is over een vrouwtje, wordt er wel flink gevochten, maar daarbij is het niet de opzet om elkaar te verwonden. Een bekend voorbeeld van land- bouwhuisdieren die elkaar beschadigen, is het oor- en staartbijten bij varkens. Varkens zoeken naar voedsel door te wroeten. In een stal met een betonnen roostervoer is dat wroeten vrijwel onmogelijk. De varkens hebben wel de neiging om te wroeten en gaan vervolgens uit frustratie maar aan elkaar wroeten. Als er dan wondjes ontstaan, worden de dieren extra geprikkeld om door te gaan. Ter voorkoming van dit gedrag kan een bal of een pak oude kranten al wonderen doen.
Apathie
Een normaal dier zal onder normale omstandigheden al zijn gedragingen willen vertonen. Het vertoont het volledige gedragsrepertoire dat bij de soort hoort. Bij onder andere gebrek aan prikkels kan een dier helemaal geen gedrag vertonen. Dat noemt men apathie.
Dieren die lang vastgebonden op een stal moeten staan, gedragen zich soms apathisch.