Domesticatie

 

 

 

 

 

 

Tijdens de Oude Steentijd en de Midden Steentijd bestond een groot deel van het voedsel van de mens uit dieren, die ze tijdens de jacht wisten te verschalken. De mensen vingen vogels en vissen en verzamelden weekdieren en andere lagere dieren. Men hield toen nog geen dieren op of rond het erf voor eigen gebruik. Rond 10 000 jaar voor Christus waren er al wel honden. Vermoedelijk dienden die vooral als jachthulp en gezelschapsdier.
Pas rond 8000 jaar voor Christus gingen de mensen landbouwhuisdieren houden. Eerst het schaap en de geit, iets later ook het rund en het varken. Dit gebeurde het eerst in het Midden-Oosten. De landbouwhuisdieren zijn geleidelijk ontstaan uit de wilde schapen, wilde geiten, oerossen en wilde zwijnen die in dat gebied voorkwamen.
Vanuit het Midden-Oosten verbreidde de veeteelt zich geleidelijk naar en over Europa. In Nederland vestigden de eerste boeren zich rond 5000 voor Christus op de vruchtbare lössgronden in Zuid-Limburg. Ze deden zowel aan akkerbouw als aan veeteelt. In de rest van Nederland bleven de mensen nog gewoon jager-verzamelaar. Pas rond 4000 jaar voor Christus leefden in alle bewoonbare delen van Nederland boeren.

Het begrip domesticatie

Mensen gingen steeds vaker dieren op een beperkte ruimte bij huis houden, zodat ze de dieren gemakkelijk voor hun eigen gebruik konden inzetten. Dit proces heet domesticatie. Domus is Latijn voor: huis. Domesticatie is het proces waarbij het wilde dier tot huisdier wordt gemaakt. Uiteraard hebben mensen die dieren gedomesticeerd die voor hen aangenaam of nuttig waren. Het waren in ieder geval dieren met een tam karakter. Onbewust was men de dieren al aan het selecteren op hun geschiktheid als huisdier.
Door eeuwenlang selecteren van de geschiktste dieren en ermee fokken, onderging de betreffende diersoort geleidelijk een verandering. De dieren waren steeds beter aangepast aan hun rol van huisdier. Alle dieren, dus ook huisdieren, passen zich in meer of mindere mate aan aan hun leefomstandigheden. Bij huisdieren bepaalt de mens in belangrijke mate die leefomstandigheden: het dier past zich dus ook aan de mens aan. Door de eeuwen heen zijn die aanpassingen genetisch vastgelegd, dus erfelijk. Huisdieren zijn eigenlijk mutaties of variëteiten van hun wilde verwanten.

Ontwikkeling in domesticatie

De meeste nu bekende huisdieren zijn afstammelingen van diersoorten waarop de mensen vroeger jaagden of die rond hun verblijven leefden. Rund, schaap, varken, paard, hoender, duif, eend en konijn werden als voedseldier gehouden. Zij leverden wat op: vlees of eieren. Hond, kat, rat en muis leefden in de buurt van de mensen. Nog later werden dieren als de cavia, hamster en woestijnrat gehouden. Zij kwamen als levende souvenirs mee van ontdekkingsreizen. Als laatste zijn mensen kooi- en volièrevogels, terrariumdieren en aquariumvissen in gevangenschap gaan houden, zonder dat er echt sprake is van domesticatie. Dat proces vindt dus eigenlijk nog plaats. Sommige dieren uit deze laatste groepen, zoals kanaries, zebravinken, goudvissen en guppy’s, zijn al zover gedomesticeerd dat ze zich zeer gemakkelijk voortplanten in gevangenschap.
Domesticatie ging het gemakkelijkst bij dieren die in kuddeverband leefden of een roedelinstinct hebben. Zij accepteren een zekere hiërarchie en daardoor ook de mens. Zodoende zijn rund, schaap, varken, paard en hond de oudste huisdieren geworden. Later kwamen de kat en het konijn erbij. Van de vogels is het begrijpelijk dat als eerste de hoenders werden gedomesticeerd, want deze vogels vliegen nauwelijks. Later kwamen daar andere vogels bij, zoals duiven en eenden. In recente tijd is de mens dieren ook gaan gebruiken als proefdier. Ratten en muizen zijn omwille van dit gebruik gedomesticeerd.
In de laatste jaren zie je een sterke ontwikkeling in de belangstelling voor exclusieve dieren en exoten. Mensen willen iets aparts hebben, iets wat een ander nog niet heeft. Het is de vraag of dit een goede ontwikkeling is. Het houden van amfibieën, reptielen en exotische vogels brengt risico’s met zich mee. Gelukkig is er wetgeving op dat terrein.

Veranderingen bij dieren door domesticatie

In het wild hebben alle vormen en kleuren een duidelijke functie en vergroten de overlevingskansen van het dier. Bij tamme dieren is dat beslist niet meer het geval. Deze verschillen tussen huisdier en het wilde dier zijn heel duidelijk.

De kleur

Dieren in het wild vertonen de wildkleur. Per diersoort is het verschillend om welke kleur het gaat. De kleur dient bij wilde dieren vaak als camouflage. Effen kleuren en kleuren in bepaalde patronen komen het meeste voor in het wild. Door de domesticatie is bij veel huisdieren de wildkleur verdwenen. Bij veel in het wild voorkomende dieren zijn er ook kleurverschillen tussen de seksen. Mannelijke dieren zijn vaak donkerder en opvallender. Door de domesticatie verandert ook dat. Er wordt vaak gefokt op kleurslagen die voor beide seksen gelijk zijn. Bonte en felle kleuren zie je in het wild ook niet. Lakenvelders kom je in het wild niet tegen en driekleuren evenmin.
De aalstreep is een typisch kenmerk van veel wilde dieren. Het is een strook donkere haren die precies over de rug van het dier loopt. De ezel is een voorbeeld van een dier waarbij dit nog steeds goed is te zien. Dieren met een aalstreep, bijvoorbeeld het przewalskipaard, staan dichter bij hun wilde voorouders dan andere soortgenoten.

Vormen en gewicht

In het wild kom je bij de hondachtigen geen kortbenige vormen tegen. Deze zouden het afleggen tegen hun soortgenoten. De mens kon de kortbenige variant echter goed gebruiken. Ze pasten prima in konijnenholen.
Zo heeft de mens tijdens de domesticatie vorm en gewicht van de dieren veranderd. Diverse vormen waaruit blijkt dat de dieren gedomesticeerd zijn, zijn gemakkelijk op te sporen. Krulveren bij kippen en dikke billen bij koeien zijn duidelijke voorbeelden van lichaamsverandering door domesticatie.

Tam, verwilderd en wild

Door domesticatie gedurende lange tijd zijn dieren erfelijk veranderd. Opvoeding speelt echter ook een heel grote rol bij het huisdier worden. Een verwilderde kat kun je niet meer als huiskat in een gezin opnemen. Dat wordt een ramp. Van belang is dat je het dier als het ware klein houdt (niet zelfstandig laat worden) en het vertroetelt met voer en aandacht. Jij als mens blijft dan degene van wie het dier afhankelijk is, ook al is het allang volwassen.
Vooral bij katten is deze vorm van klein houden van groot belang. Maar ook bij konijnen, ratten, muizen en zelfs bij kippen, duiven, eenden, koeien en paarden helpt het als je het huisdier van jongs af aan zelf alle verzorging geeft.

Temmen is geen domesticatie

Domesticatie is duidelijk iets anders dan temmen van wilde dieren, waarbij niets van het erfelijk materiaal van het dier verandert. Getemde leeuwen en kettingberen zijn en blijven wild.