Preconcepten

 

   

   

   

   

 

   

 


 

 

Inhoudsopgave

 

 

Inhoud

Inhoudsopgave. 1

Inleiding. 2

Onderwijsvisie. 3

Professionele ontwikkeling. 3

Comic. 4

Context: 4

Outcome: 4

Mechanisme: 4

Interventie: 5

Leerling Bevindingen & Feedback: 6

Context: 7

Bronnen. 8

Inleiding

Voor de eerste inkijk richten we ons op de leeruitkomst vakdidactisch handelen. Hierbij wordt gekeken naar het wegnemen van misconcepties binnen het biologieonderwijs. Het misconcept dat in deze opdracht centraal staat, luidt: “Trisomie is automatisch het syndroom van Down.”
Dit onderwerp is onderzocht bij leerlingen van havo 5 op het Dali College in Heemskerk. Deze school biedt regulier onderwijs aan op een gemengde locatie, met leerlingen uit een provinciaal-dorpse en licht stedelijke omgeving, afkomstig uit Beverwijk, Heemskerk en de Zaanstreek.

Deze opdracht is uitgevoerd door Aylin Kaya, Ewan Herrewijn en Revan Jaro.

Onderwijsvisie

Biologieonderwijs komt pas echt tot leven wanneer het aansluit bij de belevingswereld van leerlingen. Daarom is het belangrijk dat leerlingen onderzoekend en in samenhang leren, waarbij autonomie en succeservaringen centraal staan. Duurzaamheid, gezondheid en digitale vernieuwing vormen hierbij de rode draad.
Als docent wil je leerlingen niet alleen kennis meegeven, maar hen vooral begeleiden in hun ontwikkeling tot kritische en betrokken burgers. Daarbij is het van belang dat leerlingen misconcepties zelfstandig en onderzoekend leren herkennen, ontkrachten en vervangen door correcte inzichten, zodat zij zich verder kunnen ontwikkelen.

Professionele ontwikkeling

Deze inkijk sluit aan bij de leeruitkomst vakdidactisch handelen. Mijn leervraag hierbij was: hoe kan ik meer differentiëren in de les?
Om dit te realiseren heb ik gewerkt met leergroepen, waarbij ik de expertise van sterkere leerlingen heb benut om andere leerlingen te ondersteunen in hun leerproces. Deze werkvorm staat bekend als peer tutoring, waarbij leerlingen elkaar de leerstof uitleggen en in groepjes samenwerken (NRO, 2021).

Comic

Context:

In de havo 5 klas van het Dalicollege in Heemskerk wordt lesgegeven in het onderwerp genetica. Er zijn in de voorgaande jaren hier ook lessen over gegeven en er kwam daar een patroon van denkpatronen uit bij het onderwerp trisomie.

Wanneer trisomie werd behandeld, werd bij de leerlingen de koppeling gemaakt met het Syndroom van Down. Ze dachten dan ook dat trisomie altijd het Syndroom van Down is. Er is hier destijds al wat aan gedaan, door tijdens de lessen duidelijk het verschil uit te leggen.

Leerlingen weten niet dat het Syndroom van Down niet de enige versie van trisomie is die tot uiting kan komen. Misvattingen bij studenten vormen barrières voor prestaties van studenten. Deze misvattingen zijn vaak gebaseerd op persoonlijke ervaringen en zijn moeilijk te omzeilen op weg naar zinvol begrip (Shaw et al, 2008). Er zijn in de huidige havo 5 klas al lessen gegeven over genetica en mutaties, maar nog niet over het onderwerp trisomie. Om misconcepten te voorkomen zullen er daarom preventief interventies worden ingezet, dit is nog niet eerder zo gedaan

Outcome:

Aan het einde van deze lessenreeks weten leerlingen dat trisomie op verschillende manieren tot uiting kan komen en dat trisomie niet direct het Syndroom van Down betekend.

Er zijn verschillende vormen van chromosoomafwijkingen waarvan 1 trisomie is. Ook daar zijn weer veel verschillende soorten van (Chromosoomafwijkingen - Welke Zijn Er? - Simpto.nl, 2025). De leerlingen begrijpen dat tussen de vormen van trisomie verschillen zijn en op verschillende manieren tot uiting kunnen komen.

Mechanisme:

Het doel van onze interventie is om bij leerlingen het inzicht te vergroten dat trisomie niet beperkt is tot chromosoom 21 (zoals bij het syndroom van Down), maar ook op andere chromosomen kan voorkomen.

Volgens Posner, Strike, Hewson & Gertzog (1982) is het noodzakelijk dat leerlingen gaan twijfelen aan hun bestaande overtuigingen. Dit gebeurt door gebruik te maken van cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie betekent dat leerlingen worden geconfronteerd met informatie die niet klopt bij het bestaande beeld wat zij hebben. Door leerlingen te laten twijfelen over wat ze weten staan ze open om hun gedachten te veranderen.

We laten leerlingen twee dingen doen:

· Leerlingen geven aan wat hun voorkennis is.

· Ze krijgen een aantal vragen gericht op trisomie waarna ze zelf op onderzoek uit moeten gaan wat de antwoorden hierop zullen zijn.

Leerlingen moeten dus zelf actief op zoek gaan naar bewijs dat hun misconcepten ontkracht. Dit vergroot de kans dat ze nieuwe informatie accepteren en integreren in hun bestaande kennisstructuur (Bulunuz, Jarret & Bulunuz, 2009; Chinn & Brewer, 1993; Mayer, 2008).

Ze gaan dus aan de slag op de volgende manier:

· Leerlingen onderzoeken genetische afwijkingen via bronnen, databases en casussen.

Leerlingen hebben vaak impliciete beelden en begrippen over erfelijkheid. Wanneer deze niet expliciet gemaakt worden, kunnen ze leiden tot verwarring en het vasthouden aan foutieve ideeën (Moeilijkheden Bij het Leren van Genetica, z.d.).

Interventie:

Wij kiezen ervoor om het groepsgesprek op een PEER-manier te voeren. Leerlingen krijgen hierbij expliciet te horen dat hun oorspronkelijke denkpatroon niet klopt (Shaw et al., 2008).
Door middel van gerichte vragen worden zij gestimuleerd om zelfstandig op onderzoek uit te gaan, zodat zij bij het beantwoorden van de vragen feitelijk onderbouwde antwoorden kunnen formuleren.

Vervolgens worden de antwoorden in een gezamenlijk dialoog of discussie besproken, zodat leerlingen kritisch leren nadenken over hun eigen redeneringen en die van anderen.
Hierbij wordt de expertise van de sterkere leerlingen bewust ingezet om hun klasgenoten te overtuigen waarom een antwoord wel of niet klopt.
Deze vorm van differentiatie wordt ook wel peer tutoring genoemd (NRO, 2021).

Wanneer de discussie is afgerond en de groep het eens is over de juiste antwoorden, stelt de docent de afsluitende vraag:

“Is trisomie automatisch het syndroom van Down?”

De leerlingen zullen dan waarschijnlijk antwoorden:

“Nee, in het boek of op internet staat dat trisomie in meerdere vormen voorkomt,”
en geven hierbij voorbeelden van de verschillende typen trisomie.

Op deze manier kunnen we met redelijke zekerheid stellen dat het misconcept is weggenomen. Daarnaast leren de leerlingen kritisch te denken over biologische onderwerpen en bewuster om te gaan met informatie, zodat zij niet zomaar zogenoemde ‘urban myths’ — zoals beschreven door Bursal (2012) — als waarheid aannemen.

Terug naar de context:

De mechanismen zijn in werking getreden. Allereerst werd de voorkennis opgehaald om te testen wat zij al over trisomie weten en of er wel een misconcept ontstaat.

De leerlingen hebben na het krijgen van de vragen zelf onderzoek gedaan om tot antwoorden te komen. Deze vragen zijn te zien in afbeelding 1.

Door het leggen van de nadruk op correctie informatie kan het misconcept worden verholpen (Cook en Lewandowsky 2011). Dit hebben de leerlingen gedaan door zelf op onderzoek uit te gaan naar de antwoorden. Zij hebben voornamelijk op internet gezocht om deze vragen te beantwoorden.

Na het ontvangen van de antwoorden van de leerlingen zijn de juiste antwoorden op het bord laten zien. Deze antwoorden zijn in een discussie besproken.

Toen de discussie klaar was, waren de leerlingen het eens geworden met elkaar. De docent vroeg als slotvraag de vraag: “Is trisomie automatisch het syndroom van Down?”. Daarop zijn de antwoorden in tabel 1 te zien.

Er zijn verschillende vormen van chromosoomafwijkingen waarvan 1 trisomie is. Ook daar zijn weer veel verschillende soorten van (Chromosoomafwijkingen - Welke Zijn Er? - Simpto.nl, 2025). Uit de antwoorden die staan weergegeven in tabel 1 blijkt dat de leerlingen nu goed kunnen uitleggen wat trisomie is en dat het Syndroom van Down een vorm van trisomie is, maar het niet direct betekend. Zien een duidelijke verandering in het denkpatroon van de leerlingen. Het syndroom van Down wordt niet meer direct geassocieerd met trisomie, maar als een vorm ervan gezien.

Een logisch vervolg op deze interventie zou kunnen zijn om deze aanpak toe te passen binnen andere biologische contexten, om te onderzoeken wat het effect daarvan is. Leerlingen slaan in het leerproces vaak één of meerdere denkstappen over om tot begrip te komen. Met deze werkwijze stimuleren we leerlingen om bewust en doelgericht na te denken, zodat zij deze denkstappen beter vasthouden en bewust bekwaam worden in hun denkproces.

Leerling Bevindingen & Feedback:

                                                                      Afbeelding 1: Antwoorden vragen werkvorm.

Tabel 1: antwoord controle vraag en feedback:

Leerling

Antwoord controle vraag:

Top

Tip

Sharon

Nee, Want trisomie is dat er een genetische fout onstaat bij chromosomen. Dat er bij een paar 3 voorkomt in plaats van twee. Syndroom van down is simpelweg een voorbeeld.

Ik vind het fijn dat u ons uitdaagt om als een groep te werken. En dat u ons uit onze comfort zone haalt.

Ik heb geen tip, ik heb niets dat ik niet fijn vond aan deze methode.

Roan

Nee, want trisomie is een verschijnsel waarbij een chromosoom 3 keer voorkomt ipv 2 keer. Dit kan bij elke chromosoom voorkomen dus niet alleen op 21. Het kan ook Turner of Edwards veroorzaken.

Het wordt duidelijk besproken en behandeld door iedereen de vragen activeren je meteen.

Het kan wat langer duren om eraan te werken met moeilijkere onderwerpen.

Max

Nee, Trisomie is geen syndroom van down. Down is een voorbeeld van trisomie.

Goede manier van werken omdat we zelf aan het werk moeten met een centrale vraag.

Lianne

Nee, Want trisomie kan op heel veel chromosomen voorkomen, maar je krijgt alleen maar het syndroom van Down als het op paar 21 voorkomt.

Van tevoren zelf informatie opzoeken en bespreken helpt mij goed dingen te begrijpen.

Duidelijkere vraagstelling. De eindvraag wekte verwarring op.

Lucas

Nee, trisomie is niet het syndroom van Down maar wel een voorbeeld van trisomie.

Door deze werkvorm leer je van je fouten en van elkaar. Je leert vooral juiste informatie zoeken.

Eind vraag kan iets beter verwoord worden.

Mehrdad

Niet aanwezig.

Lesplan trisomie

Leerdoelen:

Aan het einde van de les kunnen leerlingen:

  1. Uitleggen wat trisomie betekent.
  2. Uitleggen dat het Syndroom van Down een voorbeeld is van trisomie 21, maar niet de enige vorm.
  3. Misconcepten herkennen en corrigeren over genetische afwijkingen.
  4. Kritisch omgaan met informatie door bronnenonderzoek en samenwerking.

Beoogde vaardigheden:


Activeren van voorkennis

Begin met het testen van de voorkennis door de volgende vragen te stellen:
“Wat is trisomie? En wat denk jij dat het Syndroom van Down hiermee te maken heeft?”

Leerlingen schrijven hun antwoord individueel op post-its of in een digitaal formulier.
Daarna worden een paar antwoorden gedeeld in de klas.

Voer een groepsgesprek op een PEER-manier. Leerlingen krijgen hierbij expliciet te horen dat hun oorspronkelijke denkpatroon niet klopt (Shaw et al., 2008).

Doel: inzicht krijgen in aanwezige misconcepten en cognitieve dissonantie opwekken (Posner et al., 1982).

Duur: 10 min


Instructie

De docent licht kort toe:

Docent gebruikt visuele hulpmiddelen (chromosoomschema of animatie) om het concept te verduidelijken.

Duur: 15 min


Werkvorm

Werkvorm: Peer tutoring & onderzoekend leren

  1. Leerlingen werken in groepjes van 3–4.
  2. Elk groepje krijgt een aantal onderzoeksvragen die in afbeelding 1 zijn weergegeven.
  3. Leerlingen zoeken informatie via betrouwbare bronnen op het internet.

Duur: 15 minuten


Terugkoppeling

Klassikale bespreking:

“Is trisomie automatisch het Syndroom van Down?”

De docent begeleidt het gesprek richting de juiste conclusie:

 Het syndroom van down is één van de vormen van trisomie (namelijk op chromosoom 21), maar is niet direct het begrip trisomie.

Duur: 10 minuten


Afronding

Vragen aan leerlingen:


Bronnen

Presentatie Preconcepten

 

Feedbackformulieren