De blauwdruk vertaalt het ontwerp uit stap 1 naar een concreet werkplan als handvat voor ontwikkelaars. In een blauwdruk leg je de volgende zaken vast:
2.1 Kies de vorm
Bepaal of het materiaal bijvoorbeeld een pdf, een Wikiwijsarrangement, een video, een diapresentatie of een Word-document wordt.
2.2 Leg de structuur vast
Beschrijf hoe het materiaal is opgebouwd: losse lessen, een lessenserie, een bron met begeleidende tekst of een thema met hoofdstukken. Zo weet iedereen hoe de route eruitziet.
2.3 Bepaal de opbouw per onderdeel
Denk aan onderdelen als introductie, uitleg, opdrachten en evaluatie. Een duidelijke, vaste opbouw (bijvoorbeeld gebaseerd op een didactisch model) maakt het materiaal herkenbaar voor leerlingen.
2.4 Maak afspraken over evaluatie
Beslis hoe je gaat toetsen of reflecteren, zodat je zeker weet dat de leerdoelen gehaald worden.
2.5 Leg schrijfafspraken vast
Spreek met de mensen met wie je aan dit leermateriaal werkt af hoe je taal en opmaak gebruikt. Dit zorgt voor uniformiteit en voorkomt later veel correctiewerk. Beschouw de schrijfafspraken als een groeidocument. Gedurende het schrijfproces loop je tegen nieuwe zaken aan die toch handig blijken om af te stemmen en vast te leggen.
Denk daarbij bijvoorbeeld aan:
Maak je een woorden- of begrippenlijst bij een tekst op alfabetische volgorde of op volgorde in de tekst?
Geef je de woorden in de lijst weer met of zonder lidwoord, met een hoofdletter of kleine letter?
Zijn er vaste, terugkerende werkvormen die je gebruikt en welke instructiezin gebruik je bij welke werkvorm?
Wat is de minimale/maximale lengte van leesteksten?
Wat is het percentage onbekende woorden (bij vreemde talen) dat in een leestekst mag voorkomen? Welk niveau hebben de leesteksten (A1, A2, B1 etc.)
Zijn er andere criteria waar leesteksten aan moeten voldoen? Moeten het bijvoorbeeld rijke teksten zijn?
Op welke manier formuleer je de leerdoelen voor de leerlingen?
Wat zijn de veelgebruikte begrippen die je hanteert? Bijvoorbeeld: gebruik je de term ‘multiplechoicevraag’ of ‘meerkeuzevraag’, ‘opdracht’ of ‘oefening’, ‘filmpje’ of ‘video’?
In welk lettertype en lettergrootte (kop, subkop, lopende tekst) maak je het leermateriaal?
Welke tekstdelen zijn standaard vet, cursief, onderstreept?
Maak je gebruik van kopjes? En hoe formuleer je deze kopjes op een consequente manier?
Welke feedback hanteer je bij (gesloten) opdrachten die leerlingen zelf kunnen nakijken?
Wat voor nummering hanteer je voor paragrafen, oefeningen/opdrachten, zinnen, meerkeuze-items?
2.6 Voeg metadata toe
Metadata (zoals doelgroep, vak en niveau) maken je materiaal vindbaar in zoekmachines. Houd het kort en relevant. In het kwaliteitsmodel van Impuls Open Leermateriaal (4.1) vind je een basisset met metadata.
2.7 Maak een planning
Zet de taken, mijlpalen en deadlines op papier. Zo houd je zicht op de voortgang en beschikbare tijd.
|
Resultaat van stap 2 Een blauwdrukdocument met structuur, schrijfafspraken, metadata en planning |
Tips
Maak een Excel met een aparte tab per les/hoofdstuk. Kopieer daarin je basisstructuur (opbouw van een les/hoofdstuk) en ga die per tab invullen.
Ga je (deels) bestaand open leermateriaal gebruiken, kijk goed of je de structuur, opbouw daarvan wilt handhaven of aanpassen.
Ga je je leermateriaal maken en delen via Wikiwijs, dan kun je je (school)eigen template maken dat door alle leden van je ontwerpteam of organisatie gebruikt wordt. Daarin leg je de afgesproken structuur en een stukje vormgeving vast. Dit helpt niet alleen de ontwikkelaar, een herkenbare structuur is ook voor leerlingen belangrijk.
Gebruik bij het maken van je schrijfafspraken ook het kwaliteitsmodel van Impuls Open Leermateriaal (aangevuld met eigen vak/schoolspecifieke criteria) om te zien waarover je gezamenlijke afspraken wilt maken.
Wil je meer lezen?
Didactisch concept en blauwdruk van Natuurlijk Nieuwsgierig