Maak de volgende opgaven in je schrift.
Vraag 24. Wat wordt bedoeld met het versterkt broeikaseffect?
A) Het warmer worden van de aarde door meer koolstofdioxide
B) Het smelten van ijs door zonlicht
C) Het stijgen van de zeespiegel door regen
D) De afkoeling van de aarde door wolken
Vraag 25. Noem één gevolg voor landbouw als het in een gebied droger wordt.
Vraag 26. Waarom moeten sommige mensen verhuizen als hun klimaat verandert?
Vraag 27. Wat kan er gebeuren als het op sommige plekken te heet of te droog wordt?
A) Meer bossen ontstaan
B) Het wordt makkelijker om voedsel te verbouwen
C) Het aantal rivieren neemt toe
D) Het wordt moeilijker om er te wonen of voedsel te verbouwen
Vraag 28. Waar of niet waar?
Door het versterkt broeikaseffect wordt het overal op aarde warmer.
Vraag 29. In de tekst staat dat het klimaat op sommige plekken “beter” kan worden voor landbouw. Wat wordt daarmee bedoeld?
A. Er kan meer voedsel verbouwd worden
B. Er komt meer woestijn
C. Er zijn minder dieren
D. Mensen hoeven geen water meer te drinken
☆ Vraag 30. Stel: een gebied dat nu veel regen heeft, krijgt door klimaatverandering veel minder neerslag. Welke gevolgen kan dat hebben voor landbouw en drinkwater?
☆ Vraag 31. Denk na: als er in sommige gebieden meer neerslag komt en in andere gebieden minder, hoe kan dat de verdeling van voedsel over de wereld beïnvloeden?