Dit is een samenvatting van de tweede paragraaf. Deze is behandeld in les 5 tot en met 7.
|
Wat is warmtetransport? Warmte verplaatst zich van de ene plaats naar een andere plaats als er tussen de twee plaatsen sprake is van een temperatuurverschil. Warmtetransport gaat van een plaats met een hogere temperatuur naar een plaats met een lagere temperatuur. Warmte kan zich op drie manieren verplaatsen:
|
|
Geleiding Bij warmtetransport door geleiding verplaatst de warmte zich door de stof heen. De warmte wordt binnen de stof aan elkaar doorgegeven. Goede warmtegeleiders zijn metalen. Een stof die de warmte niet goed geleid, noem je een isolator. Plastic en hout zijn voorbeelden van isolatoren. |
|
Stroming Vloeistoffen en gassen kunnen warmte transporteren door stroming. De vloeistof of het gas verplaatst zich en neemt de warmte mee. Warmtestroming door zie je bijvoorbeeld bij de centrale verwarming van een woning. In de cv-ketel wordt het water verwarmd. Het water neemt de warmte mee naar de radiatoren. De radiatoren geven de warmte af aan de omgeving. Een ander voorbeeld van stroming is bijvoorbeeld bij de wind. De wind voert bijvoorbeeld vanuit het zuiden warme lucht aan. |
|
Straling Als een voorwerp warmer is dan zijn omgeving, dan zendt het warmtestraling uit. Je kan dit voelen als je bijvoorbeeld je hand voor vuur houdt. Lichtgekleurde voorwerpen nemen minder snel straling op dan donkere voorwerpen. |
|
Warmte-isolatie Warmte kan makkelijk door sommige materialen gaan, zoals metaal. Maar andere materialen houden warmte juist tegen. Die noemen we warmte-isolatoren. Voorbeelden van goede isolatoren zijn hout, plastic, textiel, steenwol en stilstaande lucht. Isoleren betekent dat je de warmte binnen probeert te houden in de winter, of juist buiten in de zomer. Zo blijft het warmer in huis en hoef je minder te stoken. Daardoor bespaar je energie en geld. |