Maak de volgende opgaven in je schrift.
Vraag 1. Schrijf iedere brandstof op in je schrift, en schrijf erachter of het een fossiele of niet-fossiele brandstof is.
1. Hout
2. Aardgas
3. Steenkool
4. Biomassa
Vraag 2. Welke van deze twee soorten brandstoffen kunnen opraken wanneer we er te veel van gebruiken?
Vraag 3. Welke van deze twee soorten brandstoffen kunnen mensen zelf opnieuw laten groeien?
Vraag 4. Welke van deze twee soorten brandstof is duurzaam, en welke niet?
☆ Vraag 5. Bij het vak techniek werken jullie met een kleine kachel op aardgas. De docent vertelt dat aardgas een fossiele brandstof is. Waarom noemen we aardgas een fossiele brandstof? Leg uit hoe deze brandstof is ontstaan.
☆ Vraag 6. In een duurzaam huis wordt gekookt op een houtfornuis. De bewoners vinden dit beter voor het milieu dan koken op aardgas. Leg uit waarom hout beter voor het milieu kan zijn dan aardgas. Gebruik in je uitleg het verschil tussen fossiele en niet-fossiele brandstoffen.
☆ Vraag 7. Een leerling zegt: “We hebben nog genoeg aardolie, dus we hoeven ons geen zorgen te maken.” De docent kijkt twijfelend. Leg uit waarom we toch voorzichtig moeten zijn met het gebruik van aardolie. Denk aan hoe aardolie ontstaat en of we het kunnen aanvullen.