De passaatwinden zijn constante winden die waaien tussen ongeveer 0° en 30° breedte aan beide kanten van de evenaar. Ze waaien vanuit het oosten naar het westen. Op het noordelijk halfrond zijn dit de noordoostpassaten, ("wind komt uit") op het zuidelijk halfrond de zuidoostpassaten.
Belang voor de scheepvaart: Deze winden zijn betrouwbaar en worden al eeuwenlang gebruikt voor zeilroutes over de Atlantische en Stille Oceaan. Ze maken snelle oost-west-overtochten mogelijk.
Zeker in combinatie met de juiste zeestroom kun je hier veel tijdwinst boeken.
Je hebt misschien wel eens van de termen "Bovenwindse en benedenwindse Eilanden"gehoord.
Die termen komen uit de passaat winden.
In het Caribisch gebied waaien de passaatwinden vrij constant vanuit het oosten (noordoostelijke richting).
Schepen die op de wind varen, gebruiken de windrichting als oriëntatie.
Deze liggen aan de kant waar de wind vandaan komt (oostkant).
Ze liggen als eerste „in de wind”.
Voorbeelden (oostelijke Kleine Antillen):
Martinique, Dominica, St. Lucia, Barbados, St. Vincent
Deze liggen aan de lijzijde (uit de wind), dus meer westelijk.
Ze liggen „achter” de bovenwindse eilanden gezien vanaf de windrichting.
Voorbeelden:
Aruba, Bonaire, Curaçao (ABC-eilanden)
Voor een schip dat tegen de wind in vaart, liggen de bovenwindse eilanden dus „hoger” — en moet het kruisen (laveren) om er te komen. De benedenwindse eilanden zijn gemakkelijker bereikbaar „met de wind mee”