Wetten van Kepler.

                                                                  Johannes Kepler in 1617

De eerste wet van Kepler zegt dat alle planeten zich rond de Zon bewegen in elliptische banen, waarbij de Zon zich in een van de twee brandpunten van de ellips bevindt. Volgens de definitie van een ellips (geldig in een plat vlak) is de som van de afstanden van een punt op de ellips, dus van de planeet, naar beide brandpunten op de ellips overal hetzelfde.

Wet der ellips:

"Elke planeet beweegt in een ellipsvormige baan rond de zon, waarbij de zon zich in één van de brandpunten van de ellips bevindt."
? (Astronomia Nova, 1609)



De tweede wet wordt ook wel de Wet der perken genoemd.

"De verbindingslijn tussen een planeet en de zon veegt in gelijke tijden gelijke oppervlakten uit."
(Astronomia Nova, 1609)

Deze wet zegt dat snelheid van een planeet in haar omloopbaan zodanig verandert dat in gelijke tijdsintervallen de oppervlakte, bestreken door de verbindingslijn (voerstraal) tussen de Zon en de planeet, gelijk is.

De voerstraal beschrijft dus per tijdseenheid een constant oppervlak, of een perk, vandaar de perkenwet.

In dit voorbeeld is de snelheid van de planeet in het linker gedeelte langzamer.
De zon staat nu in Aphelium.
Hier is het zomer.
Dit is het lange gedeelte van de foto van de jaarbaan.
Rechts op de foto gaat de planeet sneller .
Dat moet wel, want hij staat dichter bij de zon, de straal is korter geworden, dus de snelheid moet omhoog.

Dat brengt ons bij de Derde wet van Kepler.

 

(Harmonische wet):

"De kwadraten van de omlooptijden van de planeten zijn evenredig met de derdemachten van hun gemiddelde afstanden tot de zon."
(Harmonices Mundi, 1619)

Dit drukte hij uit met een formule

T² ∝ r³

 

Of in woorden:

Het kwadraat van de omlooptijd (T²) is evenredig met de derde macht van de gemiddelde afstand tot de zon (r³).

In gewone woorden betekent dat:
Hoe verder een planeet van de zon staat, hoe langer het duurt om een rondje te maken om de zon.

 


De zon staat nu in het Perihelium  en het is nu winter.


Je zou zeggen: maar wacht nou eens even.
In het perihelium staat hij het dichtst bij de zon.
Dan zou het toch warmer moeten wezen dan wanneer hij 's winters in het aphelium staat?
Dat zou je denken.


Maar in het perihelium staat de zon op zo'n 147 miljoen km afstand van de aarde en in het aphelium op 152 miljoen.
Die vijf miljoen kilometer maakt geen verschil.
Vergelijk het met een brandende vuurkorf.
Ga daar op een afstand van 14,7 meter bij staan.
Vervolgens ga je op 15 meter afstand staan.
Zou je veel verschil in warmte voelen?

Ook al gaat het hier over miljoenen kilometers verschil, op de hitte die de zon afgeeft maakt het geen enkel verschil.
Wél de schuine stand van de aarde, zoals hierboven beschreven.