Deze begrippenlijst bevat begrippen van de afgelopen lessen en deze wikiwijs. Je kunt het gebruiken om je voor te bereiden voor de toets
Weer
Het weer beschrijft de temperatuur, neerslag, wind en zon op een bepaalde dag op een bepaalde plek.
Klimaat
Het gemiddelde weer in een gebied over een langere periode (meestal 30 jaar).
Gemiddelde dagtemperatuur
De gemiddelde temperatuur van één dag. Je berekent dit door de maximum- en minimumtemperatuur van die dag op te tellen en te delen door twee.
Gemiddelde jaartemperatuur
De gemiddelde temperatuur van alle dagen in een jaar. Alle daggemiddelden worden opgeteld en gedeeld door 365.
Zee-invloed
De invloed van de zee op het klimaat. In de buurt van zee zijn de zomers vaak koeler en de winters zachter.
Landklimaat / Continentaal klimaat
Een klimaat dat ver van de zee ligt, met hete zomers en koude winters.
Maritiem klimaat / Zeeklimaat
Een klimaat dichtbij zee, met zachte winters en koelere zomers. Nederland heeft een zeeklimaat.
Hoogteligging
Hoe hoog een gebied ligt boven zeeniveau. Hoe hoger je komt, hoe kouder het meestal wordt.
Bergklimaat
Een klimaat dat voorkomt in gebieden met veel bergen, vaak kouder en natter.
Koude lucht zakt
Koude lucht is zwaarder dan warme lucht en zakt naar beneden, bijvoorbeeld in dalen. Dat kan leiden tot extreem lage temperaturen.
Windstilte
Als er weinig of geen wind is, blijft koude of warme lucht langer hangen, wat voor extreme temperaturen kan zorgen.
Hittegolf
Een periode van minstens vijf dagen met temperaturen boven de 25 graden, waarvan minstens drie dagen boven de 30 graden.
Koudegolf
Een periode van minstens vijf dagen waarbij het elke dag vriest, met nachten onder nul.
Extreem weer
Weer dat sterk afwijkt van wat normaal is, zoals hevige regen, stormen, lange droogte of hittegolven.
Laagste temperatuur ooit in Nederland
Min 27,4 graden, gemeten in Winterswijk in 1942.
Hoogste temperatuur ooit in Nederland
40,7 graden, gemeten in Gilze-Rijen in 2019.
Geografische ligging
De plek van een gebied op aarde, bijvoorbeeld hoe ver het van de evenaar of zee ligt.
Breedtegraad
De afstand tot de evenaar. Hoe verder van de evenaar, hoe kouder het meestal is.
Golfstroom
Een warme zeestroom die vanuit de Golf van Mexico naar Europa stroomt. Zorgt voor zachtere winters in West-Europa.
Verstedelijkingseffect
In steden blijft het vaak warmer dan op het platteland, vooral door gebouwen, steen en weinig groen.
Luchtstromen
Beweging van lucht over de aarde. Warme of koude lucht uit andere gebieden beïnvloedt het weer.
Klimaatverandering
De verandering van het klimaat op aarde, vooral door menselijk gedrag, zoals het verbranden van fossiele brandstoffen.
Broeikasgassen
Gassen zoals CO₂ en methaan die warmte vasthouden in de atmosfeer en zorgen voor opwarming van de aarde.
Fossiele brandstoffen
Brandstoffen zoals steenkool, olie en gas die bij verbranding CO₂ uitstoten en bijdragen aan klimaatverandering.
Zeespiegelstijging
Het stijgen van de zeespiegel doordat ijskappen smelten en het zeewater opwarmt en uitzet.
Duurzame energie
Energie uit bronnen die niet opraken, zoals zon, wind en waterkracht.
Waterbeheer
Het goed omgaan met water in een land, bijvoorbeeld door dijken, sloten en opvangsystemen.
Klimaatmaatregelen
Acties die een land neemt om klimaatverandering te beperken of zich eraan aan te passen.