Werkwijze

Bij de Snellius methode kun je door met de sextant de hoek te meten tussen minimaal twee, maar beter drie, punten vrij snel de MWS bepalen.
Dit houdt wel in dat het typisch een kustnavigatiemethode is.
Of je moet in een gebied zitten met boeien en/of platforms, dan zou het ook op volle zee kunnen.

1) Zoek herkenbare punten.
     Je moet zeker weten dat de punten ook in de kaart staan.


Dat zouden bijvoorbeeld een vuurtoren, een oud kasteel en een monument kunnen zijn.

2) Houd de sextant horizontaal, met de gradenboog op 0°.
    Stel de sextant zo af dat het object in het vaste glas en het object in de verdraaibare spiegel één lijn vormen.
Het object mag dus niet verspringen.
Dit is je nulpunt.
De spiegels staan dan allemaal netjes in één lijn.

Kijk of de gradenboog ook op nul staat.
Is dat niet zo dan kan je dat corrigeren, maar je kunt de waarde ook even opschrijven.
Later tel je dat bij je gemeten hoek op (of trekt het ervan af).



3) Hier is het verticaal gedaan, met de zon die op de horizon gelegd wordt, maar zo kan het ook horizontaal.
-Verschuif de gradenboog nu totdat het midden van de vuurtoren en het het midden van het tweede object (kasteel) precies op elkaar vallen.

Waarom het midden?
Omdat het midden van de objecten de positie in de kaart is van die objecten.
Dat kan nog een aardig klusje zijn als één van de objecten nogal groot is.

4) Zet de gemeten hoek uit in de kaart.
5) Herhaal dit met een derde object, door object 2 in dekking te brengen met object 3



De peilingen in de kaart zetten gaat in de praktijk nog het handigst met een geodriehoek.
Dan plak je de rand van een stukje tape bij de 0° en bij de (in ons voorbeeld) 42°.
De tapjes moeten over de hele geodriehoek geplakt worden, zodat ze "aan de overkant" elkaar snijden.
Vervolgens verschuif je op de kaart de geodriehoek zo dat de randen van de tape-jes over L1 en L2.
De MWS is dan waar de tapejes elkaar snijden.

Natuurlijk kan het ook met de pleischaal, maar dan is het een beetje vogelen hoe je de peillijnen moet uitzetten vanuit de objecten.

Herhaal dit met L2 en L3.