Aanvullende materialen zoals blokjes, een doosje etc zodat het ergens voor/op/in etc kan.
Lijst met voorzetsels (of toon die op het digibord)
Pen en papier voor het voorbereiden van zinnen en verhalen
Moeilijkheidsgraad (voor de leerkracht): Gemiddeld
Lesdoelen taal
De leerling kent en begrijpt het gebruik van plaats-, tijds- en overige voorzetsels.
De leerling kan voorzetsels correct gebruiken om verbanden aan te geven binnen een zin of verhaal, met een focus op plaats- en tijdsaanduiding.
Digitale geletterdheid
Aanbodsdoelen SLO digitale geletterdheid
Praktische ICT basisvaardigheden:
Leerlingen leren hoe ze de Greenscreenbox app en de Greenscreenbox effectief kunnen gebruiken (fase 2).
Mediawijsheid:
Leerlingen leren visuele elementen en digitale media in te zetten om een verhaal te versterken en content te delen met hun klasgenoten (fase 2).
Lesdoelen digitale vaardigheden
De leerling kan de betekenis van voorzetsels visueel ondersteunen door objecten en personages correct te positioneren en filmen in een video, gemaakt met de Greenscreenbox.
De leerling kan apps en software functioneel gebruiken voor het maken en bewerken van video's.
Benodigde voorkennis
De leerling herkent het voorzetsel in de zin.
Leerlingen kennen de basisfunctionaliteiten van het gebruik van de iPad: leerlingen weten hoe ze in de Greenscreenbox app een film kunnen opnemen.
Leerlingen weten hoe ze een foto of video kunnen doorsturen naar of delen met hun leerkracht.
Lesomschrijving
Introductie/inleiding (5 min):
Neem een voorwerp IN een doos mee de klas in en doe daar een geheimzinnige introductie mee. Wat zou er IN de doos zitten? Haal het voorwerp er UIT, hou het er ACHTER om nog een beetje verstopt te zijn. Hou hem er daarna NAAST zodat de leerlingen het voorwerp kunnen zien.
Instructie (10 min):
1. Voorzetsels uitleggen: Bespreek de drie soorten voorzetsels:
Plaatsvoorzetsels (bijv. aan, achter, naast).
Tijdsvoorzetsels (bijv. sinds, tijdens, na).
Overige voorzetsels (bijv. met, zonder, dankzij).
Voorbeelden in de praktijk: Geef voorbeelden van zinnen met voorzetsels die de klas samen aanvult
Verwerking (35 minuten):
1. Voorbereiden (10 min):
Verdeel de klas in groepjes van 3-4 leerlingen.
Ieder groepje krijgt een lijst met voorzetsels die ze moeten gebruiken om een kort verhaal te bedenken.
Criteria:
bepaal of de leerlingen de drie soorten voorzetsels door elkaar moeten gebruiken, of dat elk groepje een ander soort voorzetsels krijgt.
bepaal hoeveel voorzetsels erin moeten voorkomen, bijvoorbeeld 5
bepaal hoeveel zinnen het korte verhaal moet hebben, bijvoorbeeld 10 tot 12 zinnen.
Ze bedenken een setting waarin ze objecten en personages zodanig plaatsen dat ze de voorzetsels visueel ondersteunen.
Ze bedenken een kort verhaal. De plaatsvoorzetsels kunnen goed visueel worden gemaakt. Bij de tijdsvoorzetsels en overige voorzetsels moet uit de gesproken tekst blijken dat de leerling deze voorzetsels goed begrijpt en kan toepassen.
2. Filmen (20 min):
Ieder groepje gebruikt de Greenscreenbox om hun verhaal op te nemen.
Ze oefenen eerst het verhaal voordat ze gaan filmen.
De objecten en personages worden gepositioneerd volgens de voorzetsels (bijv. een bal naast een doos, een pop onder een tafel).
De leerlingen nemen hun verhaal op en kiezen een passende achtergrond in de Greenscreenbox app.
3. Doorsturen video (5 minuten)
Leerlingen downloaden de video, delen/sturen deze met/naar de leerkracht.
Afsluiting/evaluatie:
Bespreek samen of de voorzetsels correct zijn toegepast en of de visuele ondersteuning goed past bij de voorzetsels.
Reflectie: Vraag de leerlingen wat ze hebben geleerd over voorzetsels en over het werken met digitale technologie.
Verdieping
In plaats van fysieke materialen zoals blokjes en doosjes te gebruiken om voorwerpen ergens op/in/voor te kunnen plaatsen, kunnen leerlingen ook de greenscreen-techniek gebruiken hiervoor. Ze plaatsen de voorwerpen dan in/op/naast etc een plek in de gekozen achtergrondafbeelding. Hierbij is het handig om de groene blokjes van de Toolblox te gebruiken. Daarmee kunnen ze voorwerpen gedeeltelijk onzichtbaar maken, zodat het voorwerp echt ergens in of achter lijkt te staan.
Achtergrondinformatie voor de leerkracht:
Plaatsvoorzetsels: aan, achter, naast, in, op, onder, boven, tussen, voor, tegen, bij, over, langs, uit, door, van
Tijdsvoorzetsels: sinds, tijdens, na, voor, in, om, rond, vanaf, tot, gedurende.
Overige voorzetsels: met, zonder, wegens, door, ondanks, dankzij, behalve, volgens, tegenover, ten behoeve van, ten aanzien van, in plaats van, in verband met.