Tijd om de gegevens te vergelijken. Wat viel op? Welke brandstof werkte het beste?
Voorbeeld:
“Op banaan voelde ik me licht, maar ik had snel honger. Op brood met pindakaas voelde ik me voller en ging het langer goed.”

Opdracht bij stap 3:
Vergelijk de resultaten: voelde je je energiek? Was je prestatie beter?
Schrijf op wat je denkt dat de oorzaak is (denk aan: snelle suikers, vetten, langzame koolhydraten).
