Actiegroepen en organisaties voor mensenrechten vragen soms om een boycot tegen een bepaald land als daar ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden. Ze willen zo druk uitoefenen op de regering van dat land om te zorgen dat die stopt met bijvoorbeeld het onderdrukken van bevolkingsgroepen, het verbieden van vrije meningsuiting of het gebruiken van geweld tegen burgers.
Een boycot betekent dat we bewust geen producten of diensten kopen uit dat land. Denk aan kleding, fruit, technologie of grondstoffen. Het idee is dat als genoeg landen of consumenten weigeren om handel te drijven met een schendend land, dat land economische schade lijdt en misschien zijn beleid aanpast.
Een boycot kan ook worden ingesteld door overheden of internationale organisaties zoals de Europese Unie of de Verenigde Naties, vooral als:
de internationale vrede wordt bedreigd (bijvoorbeeld bij oorlog of invasie),
een land internationale regels overtreedt,
of als diplomatieke gesprekken niets opleveren.
Zo’n officiële boycot kan bestaan uit handelsverboden, bevriezen van banktegoeden, of het weigeren van samenwerking op politiek of militair gebied.
Hoewel een boycot vaak een vreedzaam middel is, zijn de meningen erover verdeeld. Tegenstanders zeggen dat een boycot vaak gewone burgers in het land raakt, terwijl de machthebbers zelf er weinig last van hebben.