Les 2

Schrijfopdracht [45 minuten]

Geef iedere leerling de werkbladen bij deze les. Bespreek de schrijfopdracht met behulp van dia 4 t/m 24 uit de PowerPointpresentatie. De leerlingen maken in hun groepje opdracht 1 t/m 5. Zorg dat de werkbladen door de leerlingen opgeborgen worden in een map of bewaarhoesje, want later zijn ze weer nodig.

1

2

Fris (indien nodig) eerder opgedane kennis op of leg de begrippen uit. Als leerlingen dit nog lastig vinden, is dat niet erg. Later in de les gaan ze hiermee oefenen.

3

4

Lees samen met de leerlingen het doel van de schrijfopdracht.

5

Bespreek de woorden standpunt (hoe jij over iets denkt) en argument (De redenen dat jij er zo over denkt).

Leg de link met mening (iets wat je vindt) en argument (waarom je dat vindt).

6

7

Leg uit dat een standpunt net iets verder dan een mening, omdat het de bedoeling is dat het leidt tot een actie.

Ik vind spruitjes niet lekker (mening), want ze smaken bitter (argument).

Ik vind dat alle kinderen hun bord met spruitjes moeten leegeten (standpunt), omdat spruitjes erg gezond zijn (argument).

De schrijver vindt spruitjes zelf niet lekker, maar heeft wel als standpunt dat alle kinderen hun bord met spruitjes moeten leegeten. Dit vraagt om een actie. De schrijver beargumenteert zijn standpunt. Spruitjes zijn namelijk erg gezond.

Standpunt wordt vaak gebruikt in een debat of discussie. Je kunt een standpunt innemen, dat ingaat tegen je eigen mening. Zie voorbeeld.

8

Lees samen de opdracht door. De uitleg volgt hierna.

9

Zo meteen zijn er verkiezingen en kunnen mensen op jouw partij stemmen. Maar waarom zouden de kiezers op jouw partij stemmen? Wat zijn jouw plannen? Dat staat in het partijplan.

10

In je partijplan beschrijf je tenminste 3 standpunten of plannen die je belangrijk vindt.

11

Je geeft voor ieder standpunt argumenten en onderbouwt deze met argumenten. Hiervoor gebruik je voegwoorden die passen bij een redengevend tekstverband. Na deze voegwoorden volgt namelijk een uitleg.

12

Een tegenargument is een soort ’aanval’ op jouw standpunt. Iemand kan bijvoorbeeld zeggen: Tuinders gebruiken gif bij het verbouwen van spruitjes en dat is niet gezond. Een tegenargument kun je weerleggen. Bijvoorbeeld: De spruitjes die je in de winkel, op de markt of bij de groentenwinkel koopt zijn veilig, anders zouden ze niet verkocht mogen worden.

13

Laat de klas het voorbeeld op het bord hardop lezen. Ga samen op zoek naar een tegenargument …

14

…  en ga samen opzoek naar de weerlegging van dit tegenargument.

15

16

Bespreek met de kinderen het doel van de tekst. Wat wil je met de tekst bereiken?

  • Stemmers zijn op de hoogte van je plannen.
  • Je wil dat zoveel mogelijk kinderen op jouw partij stemmen.

De tekst moet dus niet te kort, maar zeker ook niet te lang zijn, omdat lezers anders ‘afhaken’.

17

Bekijk en bespreek alvast het schema. Maak duidelijk dat het partijplan uit 25 tot 30 zinnen bestaat.

18

Bespreek de begrippen cursief en vetgedrukt. In de teksten die de kinderen op de computer uitwerken worden de standpunten vetgedrukt. Kernwoorden worden cursief gedrukt.

19

Een lay-out is HOE de tekst op papier of het scherm staat. De lay-out moet passend bij het doel (zoveel mogelijk stemmers vinden voor jouw partij) en het publiek (mensen die straks gaan stemmen). Dat betekent dat het geheel er netjes, verzorgd en rustig uitziet.

20

Welk  schema past het best bij een partijplan?

Schema 1: Een standpunt met verschillende argumenten en onderbouwingen van de argumenten

Schema 2: Meerdere standpunten en argumenten + onderbouwing van de argumenten.

Antwoord: het tweede schema, want een partijplan heeft meerdere standpunten.

21

Deel de werkbladen uit. Bespreek opdracht 1 t/m 5 met behulp van dit scherm. De overige opdrachten komen de volgende les aan de orde.

  1. Zorg dat je iets gemeenschappelijks kunt schrijven hier. Bijvoorbeeld: we houden allemaal van de natuur. Of we zijn allemaal heel sportief.
  2. Zorg dat de plannen realistisch en haalbaar zijn. Het moet echt kunnen. Als je logisch nadenkt, snap je dat een zwembad op het dak van school echt niet gaat gebeuren.
  1. Dit hoeft nog niet uitgewerkt in argumenten. Het gaat nu alleen nog maar over het opdoen van ideeën.
  2. Verzin een leuke en passende partijnaam. Zorg dat de partijnaam past bij wie jullie zijn en wat jullie plannen zijn.
  3. Wat is de afkorting van jullie partijnaam?

Laat de kinderen het blad in hun groepje maken. Ondersteun groepjes die vastlopen door tips te geven. Benadruk dat dit een brainstormfase is en dat het nog niet perfect hoeft. Zorg wel dat alle groepjes drie plannen hebben bedacht.

 

Download hier de werkbladen voor de leerlingen. (Voor deze les alleen opdracht 1 t/m 5, blz 1)

Werkbladen leerlingen