Rivieren. Sommige rivieren zijn lang, terwijl andere kort zijn. Je hebt brede rivieren en smalle rivieren. Iets wat alle rivieren gemeen hebben met elkaar zijn de delen van een rivier. Dat is wat een rivier een rivier maakt uiteindelijk. Een rivier wordt opgesplitst in 3 delen. De bovenloop, de middenloop en de benedenloop.
De bovenloop
De bovenloop is het begin van een rivier. Het begint hoog in de bergen direct na de bron. Dit gedeelte van de rivier is nog vrij smal en het verhang (hoogteverschil geeld door de afstand) is vrij groot. Dit zorgt ervoor dat het water snel naar beneden stroomt. Hierdoor kan de rivieren ook zwaarder materiaal meenemen zoals stenen.
De middenloop
In de middenloop verandert de rivier. Het water gaat langzamer stromen en het verhang neemt ook af. De rivier gaat nu langzaam steeds meer bochten maken, het wordt breder en gaat meanderen (de rivier gaat zich kronkelen door het landschap). De rivier gaat steeds grotere bochten maken en de bochten blijven groter worden. Dat komt omdat de rivier in de buitenbocht snel stroomt en de buitenbocht wordt steeds meer afgesleten. Terwijl in de binnenbocht het water langzamer stroomt en daar het zand naar de bodem zakt.
De benedenloop
De benedenloop is het laatste deel van een rivier. Hier stroomt het water weer wat langzamer en het verhang is ook weer kleiner. Door het langzame stromend water is het makkelijk voor zand en klei om te zakken naar de bodem. Net voordat de rivier uitkomt in zee kan het vertakken. Dat heet een delta.