Voorbereiding

(Wikimedia, 2016)
​​​

De bouw van het zenuwstelsel

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en zenuwen. Het centrale zenuwstelsel wordt gevormd door de hersenen en het ruggenmerg. De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.

Sommige delen van het hoofd en de hals zijn door zenuwen rechtstreeks verbonden met de hersenen. Delen van de romp en van de ledenmaten zijn door zenuwen verbonden met het ruggenmerg. Via zenuwen in het ruggenmerg worden impulsen naar de hersenen geleid. Het ruggenmerg begint bij de hersenen en eindigt bij de lendenwervels aan de onderkant van de rug. Om het ruggenmerg zitten wervels van de wervelkolom.

De werking van het zenuwstelsel

In zintuigcellen van het gezichtszintuig en het reukzintuig ontstaan impulsen, die door zenuwen naar de hersenen worden geleid. de hersenen verwerken de impulsen, waardoor je bewust word van bijvoorbeeld een lekkere tosti. Als je je bewust wordt van de dingen die je waarneemt kun je ook bewust reageren. Als je bewust reageert ontstaan er impulsen in je hersenen.

De impulsen van de hersenen worden door zenuwen naar spieren en klieren geleid. Van hersenen gaan impulsen naar de speekselklieren en de armspieren. De speekselklieren reageren op de impulsen door speeksel af te scheiden. hierdoor gaat iemand watertanden. De armspieren reageren op de impulsen door zich samen te trekken. hierdoor pakt iemand een bonbon en brengt hem naar zijn/haar mond.

(Biologie voor jou, VMBO-T Havo 1B)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De zenuwstelsel heeft dus twee functies:

Een Klier is een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweetklieren, talgklieren en speekselklieren.

Zenuwcellen

het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen. elke zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam met uitlopers. Het cellichaam van een zenuwcel is het deel waarin zich de celkern bevindt. De cellichamen van zenuwcellen liggen in of vlak bij het centrale zenuwstelsel. De uitlopers geleiden de impulsen. Er zijn uitlopers die impulsen naar het cellichaam toe geleiden en uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden. Uitlopers kunnen de impulsen ook doorgeven aan andere (zenuw)cellen. Uitlopers kunnen heel lang zijn.

(Biologie voor jou, VMBO-T Havo 1B)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zenuwen

In het lichaam word nooit één impuls via een uitloper naar het centrale zenuwstelsel of naar een spier of klier geleid. In werkelijkheid worden via duizenden uitlopers tegelijk impulsen geleid. De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar. Om een zenuw heen ligt een stevige laag die bescherming biedt.

(Biologie voor jou, VMBO-T Havo 1B)