Centrale zenuwstelsel: hersenen ruggenmerg.
Zenuwen: verbindt het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.
Impuls: klein signaaltje die door de uitloper gaat.
Klier: een orgaan dat bepaalde stoffen produceert, bijvoorbeeld zweetklieren en speekselklieren.
Zenuwcel: bestaat uit cellichaam celkern en uitlopers.
Cellichaam: het deel van een zenuwcel waar de celkern zich bevindt.
Uitlopers: geleiden impulsen door het lichaam heen.