Plastics zijn polymeren.
Polymeren zijn lange moleculen, opgebouwd uit kleine bouwstenen. Je kunt het vergelijken met het rijgen van een kralenketting.
Chemici nemen een bepaald molecuul (vergelijkbaar met de ‘kraal’ van de ketting) en plakken daar een zelfde molecuul aan vast, en nog eentje en nog eentje… en zo creëren ze een nieuwe verbinding. Zo’n verbinding die uit een hele reeks dezelfde moleculen bestaat (de kralenketting), wordt een polymeer genoemd. Het molecuul (de kraal) dat steeds weer herhaald wordt, heet een monomeer.
Er bestaan polymeren die uit allemaal dezelfde monomeren zijn opgebouwd, maar er bestaan ook polymeren die uit verschillende monomeren zijn opgebouwd. Een polymeer dat uit verschillende monomeren is opgebouwd heet een copolymeer.
Natuurlijke en synthetische polymeren
Polymeren komen overal in de natuur voor. Het zetmeel in aardappelen, de cellulose in hout, de eiwitten in dieren en planten zijn allemaal voorbeelden van natuurlijke polymeren, net zoals katoen, zijde en rubber.
Synthetische polymeren zijn polymeren die door chemici gemaakt zijn in een lab of fabriek. Voorbeelden van synthetische polymeren zijn: nylon, polyetheen dat gebruikt wordt voor plastic zakjes en polyetheenthereftalaat (afgekort PET) dat gebruikt wordt voor frisdrankflessen. Overal om je heen vind je tegenwoordig synthetische polymeren, van je tandenborstel, je sportshirtje, je sportschoenen, je voetbal, het toetsenbord van je computer tot de anti-aanbaklaag in je koekenpan.
Polymeren zijn overal en een leven zonder synthetische polymeren is eigenlijk niet meer denkbaar. Bekijk onderstaande video.