Ik kan drie voorbeelden van natuurlijke en synthetische plastics uit ons dagelijks leven noemen.
Ik kan drie voordelen en drie nadelen van het gebruik van plastic benoemen.
Ik kan uitleggen wat er bedoeld wordt met plastic soep en waarom het belangrijk is dat dit probleem opgelost wordt.
Ik kan beschrijven welke maatregelen er de afgelopen jaren zijn genomen om plastic zwerfafval te voorkomen.
Ik kan beschrijven wat er gebeurt bij het recyclen van plastic en van welk verschil in stofeigenschap gebruik wordt gemaakt bij het scheiden van verschillende soorten plastic.
Ik kan de repeterende eenheid in een polymeer aanwijzen.
Ik kan de vorming van een polymeer in een reactievergelijking weergeven, gebruikmakend van het getal n.
Ik kan de verbranding van een polymeer weergeven in een rectievergelijking, gebruikmakend van het getal n.
Ik kan de gemiddelde molecuulmassa en het gemiddelde aantal monomeereenheden van een polymeer berekenen.
Ik kan uitleggen wat op macroniveau het verschil is tussen een thermoplast en een thermoharder en voorbeelden geven van producten die gemaakt zijn van thermoplasten en van thermoharders.
Ik kan op mesoniveau laten zien hoe een thermoplast en een thermoharder eruit zien en hiermee de eigenschappen op macroniveau verklaren.
Ik kan uitleggen wat de invloed van een weekmaker op een plastic is (zowel op macro- als op mesoniveau).
Ik kan uitleggen wat de invloed van de ketenlengte op de eigenschappen van een plastic is.
Ik kan het verschil uitleggen tussen bio-plastic en 'gewoon' plastic.
Ik kan het verschil uitleggen tussen bio-plastic en biologisch afbreekbaar plastic.
Ik kan twee voordelen en twee nadelen van bio-plastic benoemen.
Ik kan het verschil tussen het natuurlijke en het versterkte broeikaseffect uitleggen.
Ik kan 3 broeikasgassen benoemen.
Ik ken de herkomst van fossiele en van biogrondstoffen.
De leerdoelen voor het onderwerp naamgeving koolwaterstoffen
Ik kan uitleggen welke stoffen tot de groep koolwaterstoffen behoren.
Ik kan de eerste 6 alkanen, alkenen en alkynen (alleen vwo) benoemen.
Ik ken de algemene formule voor alkanen, alkenen en alkynen (alleen vwo) en kan deze gebruiken.
Ik kan het verschil tussen een vertakt en een onvertakt alkaan herkennen.
Ik kan de volgende zijgroepen aan een koolwaterstof herkennen en benoemen: fluor, chloor, broom, jood, methyl en ethyl.
Ik kan m.b.v. de structuurformule de systematische naam geven (en omgekeerd) van alkanen, alkenen en alkynen (alleen vwo) met maximaal 6 C-atomen in de stam.
Ik kan isomeren van koolwaterstoffen herkennen.
Ik kan isomeren van koolwaterstoffen bedenken en tekenen.
De leerdoelen voor het onderwerp dichtheid:
Ik kan massa-eenheden en volume-eenheden omrekenen.
Ik kan berekeningen uitvoeren met de dichtheid.
Ik kan een werkplan opstellen om de dichtheid van een vaste stof of vloeistof experimenteel te bepalen.
Maak een samenvatting (met veel plaatjes ter verduidelijking) of een mindmap, waarin alle leerdoelen verwerkt worden. Leer deze voor de toets in de toetsweek.