Opdracht 1 Omrekenen van eenheden Reken de massa om naar de gevraagde eenheid.
0,040 g = …. mg
350 mg = …. g
0,9 kg = …. g
47 g = …. kg
0,0030 kg = …. mg
789 mg = …. kg
Reken het volume om naar de gevraagde eenheid.
34 dm3 = …. L
50 L = …. mL
0,010 m3 = …. L
20 mL = …. cm3
4900 cm3 = …. m3
0,005 dm3 = …. mL
8000 mm3 = …. L
Opdracht 2 Berekenen van de dichtheid Voor het berekenen van de dichtheid kun je het beste de formule voor dichtheid gebruiken. Let wel op dat je EERST de gegevens in de gevraagde eenheden zet voordat je de dichtheid uitrekent.
350 mL van een onbekende vloeistof weegt 560 gram. Bereken de dichtheid in g/mL.
Je hebt een stuk metaal van 15 kg. Het volume is gelijk aan 50 dm3. Bereken de dichtheid in g/dm3.
100 cm3 van een vaste stof weegt 90 gram. Bereken de dichtheid in g/dm3.
60 mL van een onbekende vloeistof weegt 48 gram. Bereken de dichtheid in kg/m3.
2 m3 van een onbekend gas weegt 3 kg. Bereken de dichtheid van dit gas in mg/mL.
Opdracht 3: Berekenen van de massa Kijk voordat je begint nog eens goed naar de voorbeelden bij de theorie. Probeer beide manieren om te bepalen welke manier je het fijnste vindt.
Aardgas heeft een dichtheid van 0,72 g/L. Bereken de massa in gram van 300 mL aardgas.
Melk heeft een dichtheid van 1,03 kg/L. Bereken hoeveel gram melk er in een glas van 270 mL past.
Gips heeft een dichtheid van 2320 kg/m3. Bereken de massa in kg van een gipsen beeldje van 0,44 L.
Goud heeft een dichtheid van 19,3 kg/dm3. Bereken de massa in mg van een massief gouden munt met een volume van 1,2 mL.
Opdracht 4: Berekenen van het volume Kijk voordat je begint nog eens goed naar de voorbeelden bij de theorie. Probeer beide manieren om te bepalen welke manier je het fijnste vindt.
IJzer heeft een dichtheid van 7870 kg/m3. Bereken de massa in kg van een ijzeren staaf van 450 cm3.
Per dag blaast een persoon ongeveer 1 kg CO2 uit. De dichtheid van CO2 is gelijk aan 1,986 kg/m3. Bereken hoeveel Liter CO2 één persoon in 1 dag uitblaast.
Je hebt een ballon gevuld met 16 mg helium. De dichtheid van helium is 0,178 kg/m3. Bereken het volume van de ballon in mL.
Opdracht 5: Alles door elkaar Kies de manier die het fijnst voor jou werkt.
Een onbekend poeder heeft een massa van 95 mg en neemt een volume in van 0,42 L.
Bereken de dichtheid van dit poeder in g/L.
Lucht heeft een dichtheid van 1,29 kg/m3. Bereken het aantal dm3 dat overeenkomt met 36 gram lucht.
Een marmeren beeld heeft een volume van 7,5 dm3. De dichtheid van marmer is 2,7∙103 kg/m3. Bereken de massa in kg van dit beeld.
Een suikerklontje van de Jumbo weegt ongeveer 4 gram. De dichtheid van suiker is 1,58 kg/dm3. Bereken het volume van een pak suikerklontjes in cm3. In één pak suikerklontjes van de Jumbo zitten 250 klontjes
Een glas cola van 250 mL bevat ongeveer 26 gram suiker. Bereken hoeveel suikerklontjes van de AH er in één glas cola zitten. Een suikerklontje van de AH heeft een volume van 2 cm3. De dichtheid van suiker is 1,58 kg/dm3.
A4 papier heeft een afmeting van 297 mm bij 210 mm en een dikte van 0,1 mm. De massa van één vel papier is gelijk aan 4,99 gram. Bereken de dichtheid van papier in kg/m3.